Eindrapport commissie Hendriks zwaar ondermaats en halfslachtig –
onafhankelijke second opinion noodzakelijk
Amsterdam, 19 januari 2023
Geachte volksvertegenwoordigers,
Het rapport van de commissie Hendriks is onlangs uitgekomen. De commissie zou volgens de motie onderzoek naar georganiseerd sadistisch misbruik van kinderen op onafhankelijke wijze, aard én omvangonderzoekenvan georganiseerd sadistisch kindermisbruik en op grond van dat onafhankelijke onderzoek komen tot een advies voor de opsporing. Het resultaat is bijzonder teleurstellend.
Conclusies en aanbevelingen van het rapport Hendriks
De belangrijkste conclusie die het rapport trekt is dat georganiseerd sadistisch misbruik bestaat. Deze conclusie wordt echter door heel het rapport heen op allerlei manieren afgezwakt en ondermijnd, zie hiervoor de punten 7, 8, 10 en 12 in de bijlage van deze brief. De commissie doet een heel aantal aanbevelingen, waaronder het instellen van een meldpunt. Er worden adviezen gegeven over betere toegang tot deskundige en langdurige hulpverlening, het bevorderen en delen van expertise en kennis (middels een kenniscentrum, opleiding en onderzoek), de uitwerking van hulpmiddelen, opvangplekken (safe houses), een betere begeleiding van aangifte en opsporing en betere samenwerking binnen politie onderdelen.
Waarom dit rapport zwaar ondermaats is
Zoals wij, een groep van 20 GGZ-behandelaren, in een aantal eerdere brieven naar de tweede kamer hebben aangegeven, is het fundamentele probleem van deze commissie en haar onderzoek dat zij niet onafhankelijk was. Het onderzoek heeft immers plaatsgevonden onder auspiciën van het Ministerie van Justitie. Veel overlevers, ook zij die wij spreken, vertellen dat het dadernetwerk van deze afschuwelijke vorm van mensenhandel en misbruik, doelbewust infiltreert in de hogere echelons van o.a. politie en Justitie, waardoor politieke en ambtelijke beïnvloeding mogelijk wordt. Juist daarom was onafhankelijkheid voor dit onderzoek essentieel, zodat overlevers vertrouwen zouden hebben dat het veilig en zinvol was om te praten. Dit betekent dat een belangrijk deel van de doelgroep van dit onderzoek, op voorhand is uitgesloten van deelname. Zo heeft de groep overlevers die wij vertegenwoordigen, die veel vertellen van betrokkenheid van hooggeplaatsten, niet durven of willen praten[1]. De commissie noemt deze grote beperking van haar onderzoek niet, sterker, in het voorwoord wordt dit expliciet weggelaten[2]. Gezien onze uitgebreide mailwisseling met de commissie Hendriks en 7 brieven naar de Tweede Kamer, is het uit te sluiten dat zij niet op de hoogte was van onze keuze om niet mee te werken en de redenen daarvan.
Daarnaast heeft de commissie zich niet aan de opdracht van de Tweede Kamer gehouden. De tekst van de motie impliceert dat er aan waarheidsvinding zou worden gedaan. Wat is de zin van een dergelijk onderzoek immers, zonder het oogmerk van waarheidsvinding (hier niet bedoeld in strafrechtelijke zin)[3]? Bovendien, de motie was een direct gevolg van de uitzending van Argos, Uit het onderzoek van Argos kwam naar voren dat er opvallende overlap was tussen specifieke elementen van de getuigenissen van vele overlevers.[4] Dat schreeuwt om waarheidsvinding! De commissie besloot echter eigenmachtig om juist níet aan waarheidsvinding te doen. Daarnaast sprak zij slechts 23 overlevers, nog geen achtste van het aantal dat meedeed aan het Argosonderzoek (200).[5]
Kortom, deze commissie heeft zich niet aan haar opdracht gehouden en was niet onafhankelijk. De inhoud van het rapport bevestigt ruimschoots dat hier inderdaad geen sprake is van onbevooroordeeld, onafhankelijk onderzoek. Dit maakt het rapport zwaar ondermaats en halfslachtig. Het maakt de aanbevelingen algemeen, en sommige zelfs gevaarlijk[6]. In de bijlage van deze brief werken wij de bevooroordeeldheid en het gebrek aan onafhankelijkheid in een veertiental punten uit.
Samengevat betreft dit de volgende zaken:
- het op voorhand en bewust uitsluiten van waarheidsvinding;
- het uitsluiten van een groot deel van de overlevers van het onderzoek;
- het geen rekening houden met het mogelijke scenario dat hooggeplaatsten betrokken zijn bij het misbruik; dit maakt adviezen over opsporing op voorhand zinloos:
- zeer onvolledig weergegeven getuigenissen van de weinige overlevers waar wél mee is gesproken;
- de beperkte plek die deze eerstehands getuigenissen innemen in het hele onderzoek en het beperkte aantal vragen dat hen is gesteld blijkens de vragenlijst (zie bijlage 4) die is gebruikt voor de interviews met overlevers.
- de geloofwaardigheid van overlevers wordt op meer en minder subtiele wijze door heel het rapport heen in twijfel getrokken;
- opnieuw krijgt de wetenschappelijk ongefundeerde visie dat veel therapeuten hun cliënten een verleden van SRM aanpraten, ruime aandacht;
- therapeuten en overlevers die mogelijk wél ondersteunend bewijs hebben, zijn niet gehoord en dit wordt in het rapport niet vermeld;
- het onterecht in twijfel trekken van DIS en programmering (extreme conditionering);
- het niet aanmerken van betrokkenheid van hooggeplaatsten bij mislukte rechtsgang, als ondersteunend bewijs voor beweringen van overlevers dat hooggeplaatsten betrokken zouden zijn in het dadernetwerk.
Dit alles maakt dit rapport niet alleen wollig en oppervlakkig, maar zelfs tendentieus en suggestief. Uiteindelijk is de uitkomst mat en maken de aanbevelingen geen impact. Naast de door ons opgegeven veertien bezwaren, kunt u ook de forse kritiek van andere belangengroep via de volgende links lezen: Spotlight, KTGG en stichting Misbruikt.
Onafhankelijke second opinion nodig
Het is duidelijk dat dit onderzoek een schat aan informatie heeft laten liggen en daarmee geen recht doet aan de opdracht van de Tweede Kamer vanuit de motie, geen antwoord is op de noodkreet die uitging van de Argosuitzending en op geen enkele manier recht doet aan het afschuwelijke lijden van kinderen en volwassenen die klem zitten in georganiseerd sadistisch misbruik. Wij willen dan ook met klem verzoeken om een onafhankelijke ‘second opinion’ door een nieuwe, onafhankelijke commissie.
Deze ‘second opinion’ dient, in lijn met de oorspronkelijke motie, juist wél te streven naar waarheidsvinding. Het dient zich te richten op het verzamelen van zoveel mogelijk informatie van zoveel mogelijk overlevers en therapeuten. Op een manier die slachtoffers aan kunnen, moeten hen concrete vragen gesteld worden over namen, locaties, gezichten, werkwijzen en andere specifieke details die een zo concreet mogelijk beeld geven. Daarbij is het van belang dat de onderzoekscommissie niet gehaast te werk gaat, maar de tijd neemt om een vertrouwensrelatie met overlevers op te bouwen. Dit is cruciaal om goede informatie te krijgen. Ook moet actief gezocht worden naar overlap. Als de commissie voldoende vertrouwen weet te wekken, is het goed denkbaar dat er overlevers zijn die ondersteunend bewijsmateriaal durven mee te nemen. Te denken valt b.v. aan beeldmateriaal, dreigmails, ingespoten tracers etc.
Een andere methode die een stap vooruit kan zijn op het gebied van waarheidsvinding, is om de commissie ‘cold cases’ voor te laten leggen aan de overlevers, met de vraag of zij hier informatie over hebben. Te denken valt aan vermissingen en moorden. Ook overlevers moeten de mogelijkheid hebben om misdrijven aan te dragen waar zij informatie over hebben. Dit kunnen ook ‘opgeloste’ zaken zijn, waar met nieuwe gegevens van overlevers zou kunnen blijken dat er sprake was van een gerechtelijke dwaling, zodat de verkeerde persoon is veroordeeld. Oud-rechters (gepensioneerd), juristen, journalisten, oud- rechercheurs (uiteraard alle gescreend door een klankbordgroep van overlevers, zie uitleg verderop in deze brief) kunnen deel uitmaken van de commissie en hun expertise inzetten. De commissie heeft daarbij de bevoegdheid nodig om politiedossiers van de betreffende ‘cold cases en misdrijven in te zien, evenals afgesloten dossiers van reeds opgeloste zaken.
De meest rigoureuze manier om de nieuwe commissie vorm te geven is door een parlementaire enquêtecommissie te installeren. Dit biedt de commissie de mogelijkheid om personen – onder wie bewindslieden – onder ede te verhoren; ook op die manier kan informatie die de commissie via overlevers mogelijk verkrijgt, worden getoetst.
In de opzet van deze ‘second opinion’ moet vanaf de allereerste start rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de vele overlevers die spreken over betrokkenheid van menig hooggeplaatste, de waarheid spreken. Het hoeft geen betoog dat, als het waar is wat zij naar voren brengen, een echt onafhankelijke ‘second opinion’ veel tegenwerking en obstructie te wachten staat en dat het een complexe aangelegenheid zal worden. Een dergelijk onderzoek vraagt dan ook om de grootst mogelijke inzet, passie en toewijding. Maar de drijfveren zijn er ook naar: de gruwelijke sadistische martelingen waarover dit gaat zijn misdaden tegen de menselijkheid en de fundamenten van onze rechtstaat zijn ernstig aangetast als daders hoogwaardige posities in onze samenleving bekleden.
Eerder heeft onze behandelaarsgroep een aantal randvoorwaarden benoemd die naar onze mening essentieel zijn om onafhankelijkheid te waarborgen. Wij verwijzen hiervoor naar de brandbrief die wij u eerder toezonden. De absolute noodzaak van een klankbordgroep van overlevers willen we er opnieuw uitlichten. Daarbij komt dat bij de samenstelling van een klankbordgroep, ook overlevers die bekend zijn bij onze behandelaarsgroep vertegenwoordigd zullen moeten zijn, omdat juist dit een groep is die op grond van hun ervaringen overtuigd zijn van betrokkenheid van hooggeplaatsten bij o.a. politie en Justitie. Michiel van Nispen was overigens de eerste die het idee van een klankbordgroep opperde, zie het Nederlands Dagblad van 3 oktober 2020, waarin hij aangaf dat het van groot belang is dat de slachtoffers ‘een klankbord vormen bij het kiezen van commissieleden, zodat niet de mensen over wie geruchten gaan in zo’n commissie komen’. Het is zeer spijtig dat deze weg niet is gevolgd door de commissie Hendriks.
Oproep
Toen op 7 december 2021 een motie[7] werd ingediend om de commissie Hendriks te laten ontbinden en een onafhankelijk onderzoek op te starten, hebben – naast een aantal stemonthoudingen – verreweg de meesten van u zich achter de stemverklaring gesteld die door mw. Lisa Westerveld (GL) is uitgesproken. De argumenten die in deze stemverklaring werden aangedragen, waaronder de stelling dat dit vertragend zou werken zijn – voor zover zij ooit geldigheid hadden – nu niet meer relevant. De commissie Hendriks is immers klaar en er kan desgewenst aan het werk gegaan worden met de aanbevelingen[8]. Een onafhankelijke second opinion staat de uitvoering van de adviezen van de commissie Hendriks niet in de weg.
Wij roepen u op om uw bijdrage te leveren, zodat een eerlijke poging wordt gedaan om de waarheid boven tafel te krijgen. Als er ooit een moment was om te gaan staan voor uw persoonlijke overtuiging, desnoods tegen de geldende koers van de partij in, dan is het nu. Er zijn zaken die het waard zijn uw ‘goede reputatie’ of uw positie in de partij voor op het spel te zetten. Kinderen die op een georganiseerde manier worden uitgebuit en o.a. worden overgeleverd aan zeer sadistische en gewelddadige groepsverkrachtingen, wurgseks, waterboarding, gedwongen abortussen en zelfs worden geforceerd tot ‘daderschap’ in dit soort afschuwelijke praktijken – in ons Nederland – het verdient uw oprechte aandacht en stem.
Wij roepen u dan ook met klem op om een motie in te dienen om een onafhankelijke ‘second opinion’ te laten uitvoeren, met een heldere opdracht tot waarheidsvinding, waarbij uiterste zorg wordt besteed aan het bewaken van de onafhankelijkheid, zoals in deze brief geschetst.
Wij zijn te allen tijde bereid deze brief nader toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
De groep van 20 GGZ-behandelaars,
Mw. drs. A.S. Terpstra-van Hijum (contactpersoon), GZ-psycholoog BIG
Mw. M. Beekman – de Haan, Msc. gedragswetenschapper
Mw. drs. J. Boogaard-Blom, arts-psychotherapeut BIG
Mw. A.F. Denekamp-van Toor, vaktherapeut, BCZ registertherapeut
Mw. drs. C. Hamoen, psycholoog
Anoniem
Dhr. dr. R. Filius, GZ-psycholoog-psychotherapeut
Dhr. drs. J. Konstapel, psycholoog NIP
Anoniem
Anoniem
Anoniem
Mw. drs. H. Mateboer-Selles, GZ-psycholoog BIG
Mw. drs. D. Mazzolari, GZ-psycholoog BIG
Mw. drs. T.A. van Neerbos, (kinder-en jeugd) psychiater BIG
Dhr. Msc. J. Sarmiento, GZ-psycholoog BIG
Dhr. drs. J. Vreugdenhil, GZ-psycholoog-psychotherapeut
Mw. drs. C. van Voornveld-de Pender, GZ-psycholoog BIG
Anoniem
Anoniem
Mw. drs. M. Wielart, Psycholoog/psychotherapeut
BIJLAGE – Veertien bezwaren waaruit blijkt dat het rapport van de Commissie Hendriks bevooroordeeld en niet onafhankelijk is
- De commissie betoogt dat zij niet aan waarheidsvinding doet (Voorwoord, Pag. 2; Inleiding, “Wat verstaat de commissie onder georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen?”, Pag. 12). Door deze stellingname onttrekt de commissie zich bij voorbaat aan haar verantwoordelijkheid. Waarheidsvinding was immers wel geïmpliceerd in de motie[9]. Waarheidsvinding is méér dan waarheidsvinding ten behoeve van juridische vervolging, zoals de commissie suggereert. Denk daarbij in de eerste plaats aan de eigen onderzoeksbevindingen die de commissie de afgelopen 1,5 jaar heeft opgedaan of had moeten opdoen. En verder aan aanwijzingen in de samenleving, de beoordeling van binnen- en buitenlandse onderzoeksrapporten, etc. En ja, waarheidsvinding is in dezen ingewikkeld, maar het zelfs niet te proberen terwijl het wel je opdracht is, maakt van deze commissie op voorhand een ‘tandeloze tijger’. Zoals stichting Misbruikt! terecht stelt: ‘als de commissie Deetman zo omgegaan was met slachtoffers van misbruik in de katholieke kerk, zouden we nu nog steeds denken dat er niets aan de hand was.’
- De mogelijkheid dat hooggeplaatsten, o.a. van politie/Justitie betrokken zouden kunnen zijn is niet eens in overweging genomen. Deze mogelijkheid is dus ook niet betrokken bij het nadenken over opsporingsmethoden. Dit maakt de aanbevelingen over aangifte doen op voorhand twijfelachtig en is de uitvoering onzes inziens zelfs zinloos.
Ter illustratie: het TBKK-team van de Politie kwam ook langs bij één van ondergetekenden (A. Terpstra) omdat het team de ondersteunende bewijzen die zij heeft over de zaak Esther, zou willen onderzoeken. Het dossier zou ter beveiliging op een bijzondere manier worden opgeslagen. Op haar vraag of hooggeplaatsten van politie dan ook niet bij het dossier konden, was het antwoord dat dat niet te voorkomen was. Alleen als er sterke aanwijzingen waren dat hooggeplaatsten betrokken waren, konden mogelijk aanvullende maatregelen genomen worden. Het spreekt voor zich dat een dergelijke houding van het TBKK tot een impasse leidt en niet tot opsporing. Immers, stel dat Esther of een andere overlever haar informatie zou delen met de TBKK, dan kunnen hooggeplaatsten van politie en justitie dus bij de informatie van de overlever. Stel dat het waar is dat hooggeplaatsten in deze kringen betrokken zijn bij het dadernetwerk, dan zouden zij deze informatie door kunnen spelen aan dit dadernetwerk. Dit zou een overlever die nog met één been in de cult staat, nieuwe martelingen opleveren en een nóg hogere drempel om ooit nog te praten. Daarnaast heeft het dan goed geïnformeerde dadernetwerk vervolgens alle ruimte om bewijzen te verduisteren lopende het proces.
Dus, nu overlevers al decennia lang consistent vertellen over betrokkenheid van zeer hooggeplaatsten in het dadernetwerk, moet dit minstens als hypothese in opsporingsmethoden of op te zetten meldpunten worden meegenomen.
- De commissie heeft maar 22 overlevers gehoord, tegen 200 (waarvan 140 met rituele kenmerken) die Argos hoorde. Een heel groot deel van de overlevers met wie Argos sprak, zijn dus niet met de commissie gaan praten. Ook vele andere overlevers, waaronder de overlevers die bekend zijn bij onze behandelaarsgroep, hebben in deze commissie niet durven praten. Het gaat hier naar onze stellige indruk juist om overlevers die veel vertellen over betrokkenheid van hooggeplaatsten.
- Hoewel de commissie Hendriks wist dat zij op voorhand een grote groep overlevers uitsloot van deelname aan het onderzoek, heeft zij dit in het rapport niet als zodanig benoemd. Sterker, hier zijn feitelijke onjuistheden over geschreven, zie voetnoot 2 van deze brief. Het feit dat dit belangrijke punt niet benoemd is, komt de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het onderzoek niet ten goede – het ondermijnt feitelijk de wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid ervan.
- Het lijstje vragen dat aan overlevers is voorgelegd is zeer dun (zie bijlage 4 van het deelrapport ‘slachtoffers aan het woord’). De inhoud van hetgeen aan informatie is opgehaald is dan ook bij voorbaat beperkt mede door de werkwijze. Meer diepgaande en specifieke details over b.v. programmering, (organisatie van) het dadernetwerk, betrokkenheid van hooggeplaatsten of aanpalende zaken zijn blijkens het vragenlijstje niet diepgaand nagevraagd. Ook is blijkens het rapport, de moedige overlevers geen gelegenheid geboden (naast desgewenst het telefonisch contact de dag na het interview) om via de mail of via een andere weg gedurende de looptijd van het onderzoek contact te onderhouden. Zover wij in het rapport konden nagaan, is alleen bij de vertraagde oplevering van verslagen mogelijk meer contact geweest tussen enkele overlevers en interviewers [10]. Langduriger en veelvuldiger contact zou waarschijnlijk meer informatie hebben opgeleverd omdat het vertrouwen dan kan groeien. Dit is een belangrijke reden waarom Argos zoveel informatie kreeg. Consequentie van de gevolgde werkwijze is dat de informatie die van overlevers is gekregen beperkt is en dat de informatie uit eerste hand die de kern had moeten vormen van dit rapport, tot bijzaak is gemaakt.
- Getuigenissen van slachtoffers die wél gehoord zijn, zijn onvolledig weergegeven, veel gruwelijke details ontbreken en van enige passende afschuw of verontwaardiging of gevoel van urgentie over dit onrecht in ons land, is in het verslag niets te merken. De geïnterviewde overlevers zijn dus terecht zeer teleurgesteld over het werk van de commissie, zoals te lezen is in het commentaar van het Kenniscentrum KTGG op het rapport[11]. Bovendien herkennen ze zich niet in de verslagen die zijn opgemaakt van hun interviews. Feitelijk zijn overlevers dus niet serieus genomen. Daarnaast en opnieuw: de kern wordt tot bijzaak gemaakt.
- In het rapport is veel aandacht voor inzichten van allerlei wetenschappers die in meer of mindere mate de geloofwaardigheid van de getuigenissen van slachtoffers in twijfel trekken. De commissie zelf neemt dit over. Zo wordt er opnieuw gesuggereerd dat het heel goed mogelijk is dat overlevers hun verhalen verzinnen. ‘Onderbouwing’ vindt plaats op grond van onderzoek dat is uitgevoerd met gezonde proefpersonen. Tekenend is de conclusie in de samenvatting van deelrapport 1, slachtoffers aan het woord: “Op basis van deze interviews kan de conclusie getrokken worden dat er in Nederland kinderen aan ernstig seksueel geweld in een context van mensenhandel worden blootgesteld. Daarbij worden manipulaties, bedreigingen, en mishandelingen toegepast. Sommige slachtoffers zullen zo kwetsbaar zijn dat zij gevoelig kunnen zijn voor suggestie. Het zoeken van verklaringen voor problemen is een menselijke eigenschap.” De laatste twee wollige zinnen ondergraven op subtiele wijze de in eerste instantie ogenschijnlijk heldere conclusie. Deze schrijfwijze, waarin de geloofwaardigheid van overlevers subtiel wordt ondermijnd, is in heel het rapport terug te vinden.
- Ook klinkt opnieuw de al zo vaak herhaalde suggestie dat therapeuten hun cliënten een verleden van misbruik aanpraten door gebruik te maken van suggestieve technieken. Hoewel ook wij hier incidentele voorbeelden van kennen, is het uitgangspunt dat dit veelvuldig gebeurt in therapieland volstrekt ongefundeerd (want nooit wetenschappelijk onderzocht) en bovendien heel onwaarschijnlijk. Daarbij komt: het behandelen van cliënten met een heden en/of verleden van georganiseerd sadistisch misbruik is dermate tijdrovend en complex, dat onze ervaring is dat veel behandelaren er juist tegenop zien, zichzelf onbekwaam achten en vaak zelf door eigen ontkenning en weerstand heen moeten, voordat zij cliënten die bij stukjes en beetje hierover vertellen, hierin gaan steunen en behandelen. Vandaar dat overlevers van georganiseerd sadistisch misbruik binnen de GGZ doorgaans eindeloos lang moeten zoeken naar een behandelplek. De kracht van de bewering dat therapeuten op grote schaal hun cliënten een verleden van georganiseerd sadistisch misbruik aanpraten, schuilt dan ook niet in een wetenschappelijke onderbouwing maar in de veelvuldige herhaling ervan door vooraanstaande mensen.
- In deelrapport 3 ‘In gesprek met therapeuten over georganiseerd sadistisch misbruik’, wordt genoemd dat er geen ondersteunend bewijsmateriaal is gezien door therapeuten. In een noot in deelrapport 5, p. 17 wordt genoemd dat één therapeut dit wel heeft gezien zoals blijkt uit een interview met haar (Aline Terpstra). Het is de commissie bekend waarom onder meer deze therapeut niet heeft meegedaan aan dit onderzoek. Ook hier laat de commissie onvermeld dat therapeuten én overlevers die mogelijk wel ondersteunend bewijsmateriaal hebben, niet zijn gehoord. Een degelijk, wetenschappelijk rapport zou dit hebben vermeld.
- In deelrapport 6 stelt de commissie dat er een controverse is over het bestaan van DIS. Dit is feitelijk onjuist. Onder behandelaren is daar geen controverse over, het is een algemeen aanvaarde diagnose volgens het internationaal erkende handboek van psychiaters en psychologen de DSM 5, zie de zorgstandaard dissociatieve identiteitsstoornissen, die in 2021 verscheen. De wetenschappers die steeds verwarring zaaien komen steevast uit de hoek van de ‘False Memory Movement’ in Amerika en op Nederlandse bodem vanuit de LEBZ. Onder druk van met name medewerkers van politieorgaan LEBZ werd het zgn. socio-cognitieve model toegevoegd aan de zorgstandaard, zie de publicatie van Argos, expertisegroep politie mengde zich in zorgstandaard dissociatieve stoornissen. Dit socio-cognitieve model geeft in mooie woorden aan, dat DIS verzonnen wordt door overlevers of wordt aangepraat door therapeuten. Zowel de FMM als de LEBZ lijken zich activistisch te gedragen om daders die naar hun mening vals zouden worden beschuldigd, in bescherming te nemen. Zij ontwikkelen steeds nieuwe wetenschappelijke theorieën die de geloofwaardigheid van de getuigenissen van overlevers ondermijnen en die de voortgang van goed wetenschappelijk onderzoek naar de realiteit van DIS in de weg staan.
- De LEBZ wordt ‘en passant’ gevrijwaard zonder dat dit de commissie is gevraagd of dat zij hiervoor bevoegd is. De commissie Hendriks beschrijft dat zij de redeneringen en beslissingen van de LEBZ onderschrijft. Dit was niet de opdracht van deze commissie en bovendien loopt er een ander (helaas ook niet onafhankelijk) onderzoek naar de LEBZ. Wie geeft de medewerkers van de commissie Hendriks de bevoegdheid een deskundig oordeel te vellen over de werkwijze van de LEBZ? Bovendien, de enige ‘casus’ die is beoordeeld door het LEBZ en waar we als burgers over mee kunnen denken, is die van het meisje Lisa – omdat Argos daar programma’s over heeft gemaakt. Deze casus komt in het rapport nauwelijks aan de orde, heel summier in deelrapport 14, p. 15; al het ondersteunende bewijs dat er in deze casus was, wordt niet benoemd laat staan onderzocht. Stichting Misbruikt! geeft aan dat zij de Commissie expliciet gevraagd heeft grondig naar de zaak Lisa te kijken. Het rapport van Stichting Misbruikt! (p. 19) schrijft: ‘De voorzitter zei ons dat die zaak te oud was; later, in zijn mail van 7 december, wijzigde hij dat in die zin dat hij van mening was dat die zaak tot te veel polarisatie zou leiden, hetgeen afleidt van wat de bevindingen en conclusies zijn van de Commissie. Dat is echt heel gek.’ Als de commissie geen kritische beschouwing weet of wenst te geven over de manier waarop de LEBZ om is gegaan met de zaak Lisa, hoeveel vertrouwen moeten we dan hebben in haar beoordeling van andere casussen, waar wij als burgers geen enkele inzage in hebben?
- Op grond van experimenten over conditionering in de psychologie bij gezonde proefpersonen, suggereert de commissie dat ’programmering’ van kinderen via conditionering door extreme marteling – met totaal geheugenverlies tussen persoonsdelen als gevolg – niet mogelijk zou zijn. Dit terwijl de commissie ervoor gekozen heeft, blijkens hun vragenlijst, om slachtoffers hier niet uitgebreid over te bevragen, wat juist heel veel nieuwe informatie op had kunnen leveren. De toegevoegde waarde van de commissie lag er in, om nieuwe informatie naar boven te halen op basis van getuigenissen uit de eerste hand. Behandelaren in veel delen van de westerse wereld nemen waar dat persoonsdelen van overlevers automatisch reageren op allerhande gecodeerde boodschappen.[12] Dat kan niet worden ontkend door theoretische beschouwingen over onderzoek rond conditionering op te voeren bij gezonde, normale, volwassen proefpersonen. Het is stuitend hoe de over tientallen jaren opgebouwde ervaringskennis over ‘programmering’ van gerenommeerde behandelaren als Ellen Lacter en Alison Miller in drie zinnen wordt weggezet (commissiesamenvatting deelrapport 9, p. 6). Dit is een duidelijk voorbeeld van de willekeur waarmee de commissie sommige behandelaren en wetenschappers uitgebreid aan het woord laat, en andere vrijwel negeert.
- Bovendien heeft de commissie de conclusies van onderzoek bij volwassen personen één op één doorgetrokken naar volwassenen die vanaf zeer jonge leeftijd extreem gemarteld zijn. Dit is wetenschappelijk ontoelaatbaar. Het is veelvuldig aangetoond dat het brein van kinderen met vroegkinderlijk trauma zich anders ontwikkelt dan het brein van kinderen die veilig opgroeien[13]. Ook voor een ‘leek’ is goed voorstelbaar dat een kind dat voortdurend in extreme angst leeft, op volwassen leeftijd anders met enge situaties omgaat dan iemand die in veiligheid is opgegroeid. Bevreemdend is, dat de commissie wel noemt dat niet onderzocht is hoe conditionering met extreme middelen (dwang, dreiging, mishandeling) werkt op jonge leeftijd bij kinderen in afhankelijkheidsrelaties[14]. Zij zou hier de volstrekt logische conclusie aan moeten verbinden geen zinnig woord te kunnen zeggen over de (on)mogelijkheid van programmering bij stelselmatige marteling vanaf jonge leeftijd. De conclusie van de commissie is echter tegengesteld. Zij beweert stellig dat programmering en geheugenverlies tussen persoonsdelen als gevolg daarvan, niet mogelijk is. De conclusie van het deelrapport is namelijk als volgt: ‘Op deze manier[15] wordt het narratief van geen controle hebben over het eigen gedrag gezamenlijk geconstrueerd. Om aan de invloed van het netwerk te ontkomen is het van belang dat slachtoffers leren inzien dat zij wel een eigen wil en controle over hun eigen gedrag hebben.’ Met andere woorden: Slachtoffers en daders verzinnen samen dat een slachtoffer geen controle heeft over zijn/haar gedrag. De Commisie Hendriks weet dus zeker dat er geen sprake kan zijn van een dissociatieve identiteitsstoornis waarbij sprake is van echte ‘gaten’ in het geheugen, en van persoonsdelen die van elkaar niet weten wat zij doen. Het internationale handboek van psychiaters en psychologen, de DSM 5, waarin deze diagnose al heel lang een plek heeft, denkt daar anders over.
- Ook houdt de commissie geen rekening met de logische mogelijkheid dat een goed georganiseerd dadernetwerk psychologische kennis kan hebben ontwikkeld over het effect van marteling op zeer jonge kinderen, die de ‘mainstream’ psychologie niet heeft. De commissie noemt deze mogelijkheid wel als zij spreekt over MKUltra, maar werpt deze direct weer ver van zich af. Zij schrijft over MKUltra (commissiesamenvatting deelrapport 9, p. 7): ‘het doel van deze projecten was om verhoor- en manipulatietechnieken te ontwikkelen, onder andere in de vorm van een ‘waarheidsserum’, het induceren van amnesie, het veroorzaken van veranderingen in persoonlijkheid en bewustzijn en iemand onvrijwillig en onbewust taken te laten uitvoeren, waaronder zelfs moord.[16] Bij deze projecten werd onder andere gebruik gemaakt van drugs als LSD en mescaline, isolatie, het onthouden van slaap, sensorische deprivatie, hypnose en elektroshocks. Dat dit soort experimenten hebben plaatsgevonden staat vast, maar de resultaten ervan zijn slechts in beperkte mate bekend, omdat veel documenten vernietigd zijn. Het bestaan van dit soort experimenten toont niet aan dat de beoogde controle- en manipulatiemethoden daadwerkelijk mogelijk zijn.’ MKUltra was een enorm experimenteerprogramma op mensen met maar liefst 149 sublocaties dat minstens 20 jaar heeft geduurd. Er waren – zie deze uitzending van Argos of de samenvatting ervan (doorscrollen naar onderaan pagina) – een aantal geheime locaties, waar de meest gruwelijke experimenten die zelfs tot de dood konden leiden, werden uitgevoerd. Daarnaast werkten allerlei universiteiten, gevangenissen, artsen en psychiaters mee aan het uitvoeren van experimenten op nietsvermoedende patiënten. Het hoofd van MKUltra, Sidney Gottlieb, gaf uiteindelijk opdracht om alle dossiers te vernietigen. Voor een commissie die niet aan waarheidsvinding doet, is de conclusie ‘het bestaan van dit soort experimenten toont niet aan dat de beoogde controle- en manipulatiemethoden daadwerkelijk mogelijk zijn’ wel heel stellig. Het tegendeel kan al helemaal niet worden geconcludeerd. Officiële bronnen vermelden maar heel weinig over MKUltra, omdat de meeste documenten doelbewust zijn vernietigd. Maar feit is dat het expliciete doel van deze experimenten was om de menselijke persoonlijkheid te vernietigen en een mens zo (om) te vormen dat deze, tegen de eigen morele overtuiging in, misdaden kon plegen die hij/zij vervolgens compleet zou vergeten. Hoe kan deze commissie weten dat dat doel niet is bereikt, en hoe kan de commissie weten of deze experimenten – die enorme investeringen hebben gevergd – daadwerkelijk zijn gestopt? Met al deze open vragen rond een zo groot misdadig door de Amerikaanse overheid geïnitieerd experimenteerprogramma als MK-Ultra, getuigt het van vooringenomenheid en arrogantie om op basis van psychologische experimenten van mainstream psychologie bij gezonde proefpersonen het bestaan van programmering bij slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik te ontkennen. Des te meer omdat zeer ervaren behandelaren op veel plekken in de westerse wereld geprogrammeerde reacties waarnemen bij hun cliënten en hierover uitgebreid hebben geschreven.
- Er is overduidelijk bewijs dat er vanuit hoge kringen informatie is gelekt in de Rolodex-zaak, toen 4 hooggeplaatsten werden verdacht van kindermisbruik. Dit wordt door de commissie weliswaar benoemd, maar niet erkend, laat staan aangemerkt als ondersteunend bewijs dat overlevers die spreken over betrokkenheid van hooggeplaatsten bij georganiseerd sadistisch misbruik, de waarheid zouden kunnen spreken. In deelrapport 14 (p. 13, 14) schrijft de commissie: ‘Het Rolodex-onderzoek is eind jaren negentig gedaan naar de betrokkenheid van hooggeplaatste (justitie)ambtenaren bij (een georganiseerde vorm) van misbruik van minderjarigen op seksfeestjes. (…) Het ging om aanwezigheid van vier hooggeplaatste personen uit de justitiële wereld bij seksfeestjes met minderjarige jongens. Huiszoekingen zouden geen bewijs hebben opgeleverd. Er was informatie gelekt, wat onderzoek lastig maakte volgens de initiatiefnemer en hoofdofficier van justitie destijds.(…) Het originele Rolodex-onderzoek leidde niet tot vervolgingen. Rechercheurs op dat onderzoek gaven tijdens de zitting aan geen zicht te hebben op de reden hiervoor; zijzelf meenden dat er wél aanwijzingen waren.’ De initiatiefnemer en hoofdofficier van Justitie Hans Vrakking vertelt in het door de commissie aangehaalde artikel van de NOS, dat hij tijdens het onderzoek werd gebeld door de hoogste ambtenaar van Justitie destijds, Harry Borghouts,’ “Waar ben jij mee bezig?” zou Borghouts Vrakking hebben gevraagd. Hij was volgens Vrakking ontstemd dat Demmink door de politie werd onderzocht. “Ik begrijp tot de dag van vandaag niet hoe Borghouts erbij kwam mij te bellen terwijl het om geheime inlichtingen ging,” zegt Vrakking’. Vrakking stelde vervolgen vast dat er gelekt was waardoor het onderzoek spaak liep. ‘Rechercheurs op dat onderzoek gaven tijdens de zitting aan geen zicht te hebben op de reden hiervoor; zijzelf meenden dat er wél aanwijzingen waren’[17], zo stelt de commissie Hendriks vast. Deze feiten zouden genoeg moeten zijn om deze commissie ervan te overtuigen dat er zeer terechte vermoedens zijn dat hooggeplaatsten tenminste in deze zaak hun positie hebben misbruikt om het recht van misbruikte kinderen met voeten te treden.
[1] Hun getuigenissen over betrokkenheid van hooggeplaatsten worden overigens gesteund door het feit dat er meerdere pogingen tot rechtsgang jegens hooggeplaatsten zijn geweest die de schijn wekken van hogerhand te zijn gesaboteerd. Een wel heel duidelijk voorbeeld daarvan is de rolodex-zaak, waarbij betrokken rechercheurs aangaven niet te begrijpen waarom het onderzoek werd stopgezet, zie punt 14 van de bijlage.
[2] Op de dag dat het rapport verscheen, zette de NOS een bericht online. Er stond tot onze verbazing onder meer dit: ‘Aanvankelijk wilden sommige organisaties van slachtoffers ook niet meewerken aan het onderzoek, omdat de commissie was ingesteld door de minister van Justitie en er juist op dat ministerie daders zouden rondlopen. Uiteindelijk werkte iedereen mee.’ Na een mail van één van ondergetekenden, ontving deze een bericht van de NOS: ‘Ik weet niet of een NOS-collega dat al had laten weten, maar het bewuste kader is aangepast. Er staat nu: dat “BIJNA” iedereen meewerkte. Probleem is hier een beetje dat in het voorwoord van het rapport alleen wordt gesproken over sommige organisaties, die uiteindelijk door de commissie overtuigd konden worden.’ De partij die niet overtuigd kon worden, is gewoon weggelaten. Deze eigenmachtige selectie van wat wáár en vermeldenswaardig is, kenmerkt het hele rapport.
[3] Met ‘waarheidsvinding’ bedoelen wij in deze brief nooit waarheidsvinding in strafrechtelijk zin, maar in de betekenis die waarheidsvinding heeft in de wetenschap. Als we b.v. willen weten of er een verband is tussen toegenomen drugsgebruik en meer zelfdodingen onder jongeren, kan dat op allerlei manieren worden onderzocht. Het doel is waarheidsvinding op dit specifieke punt, uiteraard niet in strafrechtelijke zin. Het is uiterst vreemd om in een onderzoek waarheidsvinding op voorhand uit te sluiten. Dit is het doel van elk onderzoek, waar adviezen of aanbevelingen uit voort kunnen komen.
[4] Zo wijzen meerdere overlevers dezelfde locaties aan, maar ook dezelfde daders. Bij 60 daders wordt duidelijke overlap gevonden, waarvan 27 personen onbekend zijn in de media. Bij bekende daders is er alleen uitgegaan van overlap als meerdere personen deze noemen in verbinding met dezelfde locatie én met dezelfde bizarre specifieke seksuele voorkeur. Het gaat dan niet om iets als ‘seksuele voorkeur voor jongens’ maar om bizarre voorkeuren als ‘houdt ervan aubergines in de vagina te doen (fictief voorbeeld). (Een deel van deze informatie is te vinden in de uitzending van Argos en in het Nederlands Dagblad van 3 oktober 2020, een ander deel komt uit een persoonlijke notitie van AT n.a.v. een lezing van Sanne Terlingen, Argos, Symposium KTGG, 10 april 2020) .
[5] De commissie Hendriks zelf legitimeert dit lage aantal in deelrapport 2, pagina 2, als volgt: ‘Het doel van dit deelonderzoek was het in kaart brengen van de ervaringen van slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik door hen zelf hierover aan het woord te laten. Het is een kwalitatief onderzoek: er zijn interviews gehouden met slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik. Dergelijk onderzoek heeft als regel dat er zoveel interviews nodig zijn totdat een patroon gezien wordt en geen nieuwe feiten meer naar voren komen. Een toevoeging van nog meer gesprekken zou dat patroon niet meer doen veranderen.’ Dit argument is echter pas geldig nadat waarheidsvinding naar de prullenbak is verwezen. Daarvoor zijn immers juist veel interviews nodig, om te kunnen zoeken naar overlap.
[6] Bijvoorbeeld, het is gevaarlijk om te werken aan een ‘verbeterd aangifteproces’ en zo de suggestie te wekken dat aangifte veilig is voor overlevers, als op grond van onafhankelijk onderzoek met vele overlevers, overtuigende aanwijzingen zouden worden gevonden dat hooggeplaatste politiefunctionarissen betrokken zijn. Dan moet eerst worden nagedacht over een andere route voor aangiftes waarbij hooggeplaatsten beschuldigd worden, inclusief beveiliging van dossiers voor inzage door hooggeplaatsten. Zie verder voetnoot 8.
[7] Motienummer 31015-239
[8] Hierover willen wij nog wel kwijt dat wij de opvolging van een aantal van de beschreven aanbevelingen, gevaarlijk achten voor slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik. Een centraal meldpunt bijvoorbeeld, is vanuit de daders gezien immers een uitstekende plek om overlevers die uitstappogingen doen, te onderscheppen, te straffen etc. – en daarom een plek waar het dadernetwerk graag zou infiltreren. Daarom is, als gekozen wordt voor het instellen van een meldpunt, ook daar een klankbordgroep van overlevers nodig. Deze dient samengesteld te worden vanuit alle belangengroepen en moet meebeslissen (met vetorecht) over welke medewerkers worden aangenomen. Overlevers vertellen immers dat infiltratie een handelsmerk is van het dadernetwerk. Zij vertellen ook dat het daarbij niet alleen gaat om hoge posities bij overheid, politie, justitie, advocatuur en rechterlijke macht, maar ook om plekken waar invloed kan uitgeoefend worden in (jeugd)hulpverlening, wetenschap die zich bezighoudt met DIS of aanpalende onderwerpen, kernposities als ombudsman of nationaal rapporteur en zelfs in belangenorganisaties of kerken. Dit betekent dat, waar het meldpunt ook wordt gepositioneerd, een klankbordgroep van overlevers essentieel is. Zie over de aanbevelingen ook voetnoot 6.
[9] Onafhankelijk onderzoek was immers juist nodig omdat waarheidsvinding bij Justitie en Politie onvoldoende plaatsvindt, ofwel doordat overlevers met gegronde redenen niet durven spreken, ofwel omdat Justitie op voorhand argwanend is (nu opnieuw gevoed door het rapport van de commissie Hendriks) ofwel omdat rechtszaken vroegtijdig gesaboteerd lijken te worden, waarvan het Rapport Hendriks (deelrapport rechtszaken) er ook enkele benoemt.
[10] zie deelrapport 1 ‘slachtoffers aan het woord’ onder kopje ‘Methode’
[11] zie ‘Kanttekeningen en aanvullingen op het eindrapport van de Commissie Hendriks’, KTGG, onder 6. ‘interviews en verslagen’
[12] Zie b.v. Lacter. (2017, 29 juni). Mind Control: Simple to Complex. End Ritual Abuse. http://endritualabuse.org/mind-control-simple-to-complex/, zie m.n. punt 12 en de literatuurlijst onderaan voor meer behandelaars die hierover schrijven. Zie b.v. ook Miller, A. (2014). Becoming Yourself: Overcoming Mind Control and Ritual Abuse, o.a. p. 61-78 of zie hier een hele korte samenvatting van een hoofdstuk uit ‘From the Trenches’ van Miller en Hoffman. Of zie Spin Programming – Mind Control. (z.d.). https://sm4csi.home.xs4all.nl/nwo/MindControl/spin-programming.htm, John D. Lovern Ph.D, voor een specifieke vorm van programmering.
[13] Zie b.v. https://www.ggznieuws.nl/de-invloed-van-een-trauma-uit-de-kindertijd-op-de-hersenen/ of https://ajp.psychiatryonline.org/doi/full/10.1176/appi.ajp.159.12.2072
[14] Samenvatting deelrapport 9, pagina 8: ‘Tot slot is in bovenstaande niet ingegaan op de invloed van leeftijd en conditionering. Veel slachtoffers hebben misbruik in herhaalde en georganiseerde context meegemaakt waarbij zij vaak ook afhankelijk waren van de volwassenen die het misbruik pleegden of erbij betrokken waren. Hoe conditionering met extreme middelen (dwang, dreiging, mishandeling) werkt op jonge leeftijd bij kinderen in afhankelijkheidsrelaties is niet onderzocht.’
[15] De tekst hieraan voorafgaand is (deelrapport 9, pagina 8): ‘Zoals Smeekes in het genoemde deelrapport aangeeft, kan door middel van suggestie, retorische beïnvloeding en emotioneel taalgebruik, binnen een netwerk of High Control Group wel gedaan worden alsof een slachtoffer geen zeggenschap heeft over het eigen gedrag. Dit narratief is vanuit daderperspectief nuttig om iemand afhankelijk en gehoorzaam te maken. Vanuit slachtofferperspectief is het wellicht een coping mechanisme waarmee men om kan gaan met de angst voor daders en met de controle en beïnvloeding die wordt uitgeoefend.’
[16] De doelstellingen van het MKUltra programma van de CIA lijken als twee druppels water op wat we aantreffen bij cliënten die zich losmaken uit georganiseerd sadistisch misbruik: een persoonlijkheid die is gesplitst in persoonlijkheidsdelen, die beurtelings in het dagelijks bewustzijn aanwezig zijn. En die ten opzichte van elkaar geheugenverlies hebben. We zien dat sommige delen vertellen over misdaden die ze onder allerlei vormen van dwang hebben moeten plegen (moord, verkrachting en meer), die voor andere persoonlijkheidsdelen compleet buiten het bewustzijn blijven. Exact wat het CIA programma MKUltra beoogde.
[17] Dit deelrapport (14, p. 13, 14) verwijst hier naar het volgende artikel: 31 “Rolodex-onderzoek gestopt vanwege informatie over rol Demmink”. (2016, 3 juni). NU.nl. Geraadpleegd op 12 maart 2022, van https://www.nu.nl/binnenland/4272213/rolodex-onderzoek-gestopt-vanwege-informatie-rol-demmink.html