In de slotconclusie van het eindrapport van de Commissie Hendriks[1] (p. 47) wordt gesproken over Duits onderzoek waaruit zou blijken dat veel overlevers succesvol uit cultnetwerken weten te stappen. In het rapport staat letterlijk: “Het valt de Commissie op dat in Duitsland een groot percentage slachtoffers zich zonder hulp weet te onttrekken aan het netwerk”. Eerder in het rapport (p.24) schrijft de commissie iets dergelijks: “Uit Duits onderzoek blijkt overigens dat ongeveer de helft van de slachtoffers succesvol uit het netwerk weet te stappen” [2]. Dat klinkt hoopvol! Zou het dan toch meevallen met de extreme martelings- en intimidatietechnieken van cult als het zoveel mensen lukt om er, vaak zelfs zonder hulp, uit te stappen? Tijd voor een pas op de plaats en nader onderzoek. Waar haalt de Commissie deze statements vandaan?
Is het waar?
In deelrapport 4 ‘Overzicht van onderzoek’, vinden we op p. 10 onder de paragraaf ‘Mogelijkheden zich aan de cult/het netwerk te onttrekken’ meer informatie over deze ferme conclusies van de commissie. Zij schrijft: ‘Ondanks dat slachtoffers aangeven het moeilijk te vinden zich te onttrekken aan de invloed van de cult, blijkt uit diverse in Duitsland uitgevoerde onderzoeken dat dit veel slachtoffers wel lukt. Zo blijkt uit het onderzoek van Behrendt en collega’s (2020) dat 64 % geheel uit de cult is gestapt en dat 12% dit deels heeft gedaan. Nick en collega’s (2018) geven aan dat 53% van de slachtoffers zonder hulp uit de cult is gestapt en slechts 1% via justitie. De overige slachtoffers hebben zich met behulp van counseling of therapie of een combinatie daarvan aan de invloed van de cult weten te onttrekken.’
Deze kleine zinnetjes, die hoopvol ogen, bagatelliseren de enorme nood en klemsituatie waarin overlevers zich bevinden. Het doet geen recht aan de realiteit die hulpverleners zoals wij bij Friends of Esthers en vele andere hulpverleners tegenkomen. Wij zien dat er heel veel nodig is, naast intensieve professionele traumahulp, om uit de greep van de cult te ontsnappen. En dat het volwassen overlevers die nog misbruikt worden, zonder intensieve en langdurige hulp, niet lukt.
Is het echt waar dat uit Duits onderzoek blijkt dat in Duitsland een groot percentage zonder hulp daaruit komt? Het antwoord is een luid en duidelijk ‘nee’. Bij bestudering van de twee wetenschappelijke artikelen[3] waaraan wordt gerefereerd, blijkt dat de commissie hieruit een totaal misplaatste eigen conclusie trekt.
Wat zeggen deze onderzoeken wél en wat niet?
Het onderzoek van Behrendt e.a. (2020)
Het eerstgenoemde onderzoek had als doel te onderzoeken hoe overlevers van georganiseerd misbruik, georganiseerde en rituele kenmerken van dit misbruik omschrijven. Het onderzoek werd uitgevoerd met reeds bestaande opnames en gesprekverslagen van interviews met 33 overlevers[4] door medewerkers van de ‘Unabhängige Kommission zur Aufarbeitung sexuellen Kindesmissbrauchs (UKASK)’, die in het leven is geroepen om aard en omvang van seksueel geweld in Duitsland te onderzoeken. In eerste instantie werden 46 verslagen geselecteerd (p.79) waarvan er 13 afvielen, de reden hiervan wordt niet genoemd. In het slotwoord geven de auteurs de beperkingen van het onderzoek aan: de gesprekken zijn oorspronkelijk niet gevoerd voor hun onderzoeksdoel, waardoor de gesprekken niet thematisch gestructureerd waren. Dit betekent dat het afhankelijk was van wat in het gesprek aan de orde kwam, in hoeverre en hoe uitgebreid er over bepaalde thema’s werd gesproken.
Wat betekent dit voor het genoemde uitstappercentage in het onderzoek van Behrendt e.a.?
Van de 33 geïnterviewden zegt 64% te zijn uitgestapt en 12% deels te zijn uitgestapt. Deze conclusie kan om tenminste twee essentiële redenen absoluut niet gegeneraliseerd worden tot de uitspraak die de commissie Hendriks doet dat ‘ongeveer de helft van de slachtoffers succesvol uit het netwerk weet te stappen’. Ten eerste, slachtoffers die zich bij de UKASK melden zijn per definitie al slachtoffers die zover zijn dat ze op enige manier naar buiten durven treden. Daarmee is deze steekproef absoluut geen representatieve afspiegeling van ‘alle slachtoffers in Duitsland’, wat het onderzoek zelf overigens ook niet beweert.
Ten tweede, hetzelfde onderzoek geeft aan dat er in 73% van de gevallen aanwijzingen zijn dat er bij de betreffende persoon sprake is van een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). Wie iets weet van DIS, en de Commissie Hendriks zou daar behoorlijk veel van moeten weten, realiseert zich dat zelfrapportage over ‘uitgestapt zijn’ dan absoluut geen garantie is dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Bij DIS ten gevolge van georganiseerd misbruik is er sprake van geheugenmuren tussen persoonsdelen, waardoor het bijvoorbeeld heel goed mogelijk is dat één persoonsdeel denkt vrij te zijn van het dadernetwerk, terwijl een ander persoonsdeel nog wekelijks op vrijdagavond naar cultmeetings gaat of zich gedwongen prostitueert.
Ook is niet geverifieerd bij een nabije naaste of die ook vermoedt dat het misbruik gestopt is, of daar twijfels bij heeft. Hoewel ook dat zeker geen garantie is, kan dit wel enige ondersteuning bieden aan de zelfrapportage van een overlever.
Het onderzoek van Nick e.a. (2018)
Het tweede onderzoek waar de Commissie Hendriks zich op baseert, is een onderzoek waarbij 165 overlevers[5] van georganiseerd misbruik een online vragenlijst hebben ingevuld. Er is geen persoonlijk gesprek of ander contact geweest met de respondenten. Van de 165 respondenten geeft 57% aan te zijn uitgestapt, 24% geeft aan dat dit niet het geval is en de overige 19% heeft niets ingevuld. Meer dan de helft van hen die zeggen te zijn uitgestapt (53%), geeft aan hierbij geen wezenlijke professionele hulp te hebben gehad. Bij deze studie geeft maar liefst 91,5% van de respondenten aan dat zich ten gevolge van het geweld persoonlijkheidsdelen hebben afgesplitst. Wat zeggen deze getallen? De auteurs van de studie geven zelf al aan dat deze gegevens over onder meer uitstap-percentages beperkte waarde hebben. Zij schrijven[6] terecht dat er een zeker psychische stabiliteit en herstel van dissociatie nodig is om betrouwbare informatie te kunnen verstrekken over o.a. zaken als geweld, groepen daders en over het al of niet zijn ‘uitgestapt’. Ook geven zij dat zij door de manier waarop zij de respondenten hebben verworven (vnl. via hulporganisaties), vooral overlevers hebben bereikt die al in het zorgsysteem zitten. Zij geven daarmee zelf ook aan dat deze groep allerminst een representatieve afspiegeling is van de totale groep van overlevers/slachtoffers van georganiseerd misbruik in Duitsland. Hoewel de auteurs van deze studie dus om twee zeer gegronde redenen aangeven dat hun dat gegevens over het percentage uitstappers slechts beperkte waarde hebben, schrijft de commissie Hendriks op grond van datzelfde onderzoek iets heel anders!
Misinformatie of desinformatie?
Van een commissie die de belangrijke opdracht heeft om de aard en context van georganiseerd sadistische kindermisbruik in Nederland voor het voetlicht te brengen, mag zorgvuldigheid worden geëist. Het juist interpreteren van wetenschappelijk onderzoek hoort daar zeker bij. De conclusies ‘Het valt de Commissie op dat in Duitsland een groot percentage slachtoffers zich zonder hulp weet te onttrekken aan het netwerk’ en ‘uit Duits onderzoek blijkt overigens dat ongeveer de helft van de slachtoffers succesvol uit het netwerk weet te stappen’ zijn op drijfzand gebaseerd. Het is in het beste geval misinformatie en in het slechtste geval desinformatie[7].
Hoe het ook zij, deze onjuiste informatie staat prominent in het rapport – zelfs in de slotconclusie. Het bagatelliseert op een indirecte en subtiele manier de professionele, uiterst kwaadaardige gewelds- en chantagetang waarmee deze cult haar slachtoffers in een wurggreep houdt.
Wat zegt bovenstaande ons over de kwaliteit van het rapport van de Commissie Hendriks als geheel? De GGZ-behandelaarsgroep zette in een brief 14 andere punten op een rij waarom zij het rapport zwaar ondermaats acht. Alle reden voor een onafhankelijke second opinion!
Auteurs:
Werner de Jonge & Aline Terpstra, februari 2023
[1] De commissie die tussen april 2021 en december 2022 onderzoek deed naar georganiseerd sadistsch seksueel kindermisbruik
[2] Eindrapport Commissie Hendriks “Tussen ongeloof, ondersteuning en opsporing” op pag. 24 resp. pag. 47.
[3] Behrendt, P., Nick, S., Briken, P., & Schröder, J. (2020), “Was ist sexualisierte Gewalt in organisierten und rituellen Strukturen?”, Zeitschrift Sexualforschung, 33, 76–87 en Nick, S., Schröder, J. Briken, P., & Richter-Appelt (2018) “Organisierte und rituelle Gewalt in Deutschland: Kontexte der Gewalterfahrungen, psychische Folgen und Versorgungssituation”, Trauma & Gewalt, 12, 244–261
[4] Het gaat hier om mensen die zichzelf als overlever van georganiseerd sadistisch misbruik zien.
[5] Zie voetnoot 4
[6] Nick, S. et all (2018) “Organisierte und rituelle Gewalt in Deutschland: Kontexte der Gewalterfahrungen, psychische Folgen und Versorgungssituation”, Trauma & Gewalt, 12, 247
[7] ‘Desinformatie is onware, inaccurate of misleidende informatie die met opzet wordt gemaakt en verspreid om geld te verdienen of om een persoon, sociale groep, organisatie of land te schaden.
Iets anders is misinformatie. Dat is onjuiste informatie die min of meer per ongeluk wordt verspreid.’ Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/desinformatie-nepnieuws