Esthers eigen verhaal (fragmenten deel 3)

Introductie, Aline Terpstra, 19 maart 2021

Dit is deel 3 van een bundel fragmenten van het levensverhaal van Esther. Het is aan te raden in ieder geval delen van de eerste bundel fragmenten te lezen, om het geschrevene hieronder beter te kunnen plaatsen. Het eerste getuigenis, over Nathalie en Lotte, laat ons – naast alle gruwelijkheden- zien hoe vriendschapsrelaties binnen de wereld van de cult stelselmatig kapot worden gemaakt. Dit is deel van hun strategie. Een kind in absolute innerlijke eenzaamheid is het best kneedbaar voor cult doeleinden. Het tweede getuigenis betreft een recent verwerkte herinnering, die getriggerd werd doordat de cult het programmeringsnummer  ‘66’ tegen haar zei. Esther vertelt hoe op ingenieus kwaadaardige wijze de cult haar mooiste gevoelens (haar liefde voor haar babybroertje) inzet om de afsplitsing van een nieuw persoonlijkheidsdeel te forceren. Esther vertelt hoe dit deel op een ander moment weer naar voren wordt gehaald en via marteling getraind wordt om een culttaak uit te voeren, in dit geval het creëren van innerlijke chaos. In het laatste getuigenis vertelt Esther over de onvoorstelbare wreedheden die een hooggeplaatst persoon tegen haar beging.

In de eindnoten wordt af en toe een toelichting door mij gegeven op wat Esther schrijft, om het voor de lezer begrijpelijker te maken.

Esthers eigen verhaal door Esther

Nathalie en ik, Lotte en ik

Alleen. Ik denk dat dat woord het beste past voor het gevoel wat ik overhoud aan Nathalie. Iedereen gaat dood, valt weg, loopt weg of is niet te vertrouwen. Alleen is hoe alles startte en hoe alles eindigt en er tussenin zijn er miljoenen momenten te noemen die hetzelfde woord verdienen. Ik kan het niet meer. Alles wat het woord alleen tegenspreekt ik kan het niet meer. Het doet te zeer en de hoop die het elke keer weer meebrengt is vernietigend zodra het bewezen wordt dat alleen nog steeds beter is. Alleen is houvast en zekerheid. Erger kan het niet, alleen is veilig en vertrouwd. Alleen.

Ze lag daar, op dat bed, hij verkrachtte haar en ik keek toe. Ik zag het al toen ze binnenkwam, er was iets weg. Haar kracht in haar gezicht was weg, alsof ze allang wist dat ze dood zou gaan. Ze huilde en schreeuwde en hij werd bozer en bozer. Ze dacht niet na, ze was zichzelf kwijt. Hou je toch stil was wat ik alleen maar dacht. Hou je stil, we gaan eraan als je niet stopt, maar ze keek niet eens naar me, ze was weg. Weg uit haar lijf en weg uit haar geest, ze was dood. Ondanks dat ze nog aan het ademen en gillen was, was ze allang verdwenen.

Ik voelde me verraden door haar. Je had het beloofd, dacht ik bijna boos en hardop, je had het beloofd om altijd je best te doen, stil te zijn, te laten gebeuren wat er zou gaan gebeuren. Alleen dan hebben we misschien een kans om even bij elkaar te zijn en te praten, even verbondenheid te voelen, want ze was de enige met wie ik dat ooit echt gedaan had. En we hadden elkaar aangekeken en beloofd dat we bij elkaar zouden blijven. Als ik het niet meer wist, zou ze dat tegen me zeggen en ik had hetzelfde beloofd. Als het te zwaar was zou ik zorgen dat ik erger kreeg, dan kon ze bij komen en zij ook voor mij. Het was al een paar keer gelukt en we voelden ons heel sterk. Wij wonnen van ze, terwijl ze ons pijn deden en aftuigden, wij wonnen, want wij hadden een pact en zij wisten het niet. We waren ze te slim af, want we konden ze precies zo krijgen, zodat we het aankonden en we sterk bleven. Wij waren slimmer.[1]

Waar was nou dat momentje. Waarom kom je je belofte niet na. Waarom gil en schreeuw je en kijk je niet eens naar me, ik wil je helpen. Ik kan niks zeggen, dan kan ik niet meer helpen, je moet me aankijken, alleen dan kan ik je kracht geven, die ik nog heb. Maar ze keek niet. Ze had besloten niet te kijken naar me. Ik voelde me afgewezen. Zij had pijn, hij deed haar vreselijk veel pijn, maar ik ben ervan overtuigd dat dit zeerder deed. De belofte die ze had gemaakt is totaal in elkaar gevallen en ik voelde me alleen. Ik ben weer alleen. Ze is weg. Ze is er niet meer, ik ben weer alleen. Het gevoel dat al je hoop weer weggevaagd is, is moordend. Vernietigend. Totaal vernietigend voor dat wat je nog dacht te hebben. Alleen.

Ze slaan haar in elkaar, maar het helpt niet, ze blijft tegenstribbelen en gillen. Hou haar vast, zegt degene die haar verkracht. Ik loop naar het bed toe en weet hoe het moet. Ik kruip boven haar hoofd, ga op me knieen zitten en hou haar polsen boven haar hoofd vast. Ze kijkt me aan. Haar gezicht is volledig doorgelopen met tranen en haar ogen zijn volledig in paniek en zoekend naar hulp. Maar haar zoekende, paniekerige ogen zijn leeg en haar ziel is lamgeslagen. Ze kan mijn hulp niet meer zien en niet meer grijpen. Ik kan haar niet de hulp geven, die ik haar zo graag zou willen geven. Ze heeft het opgegeven, ik ken die blik. De blik die ik nooit en nooit meer wil zien. Ik ben niet zo. Ik geef niet op en het doet zeer dat zij dat wel doet. Alleen. Zij laat mij alleen.

Ik hou haar polsen vast met al m’n kracht als een soort laatste redmiddel, misschien helpt het. Misschien maakt het haar wakker en helpt haar weer onze pact te herinneren. Ze kijkt me aan terwijl ik haar knijp en dan kijkt ze weg. Ze valt stil en heel even denk ik dat het helpt wat ik doe en dat ze aan het switchen is.[2] Misschien neemt een sterker stukje van haar het over en komt het goed. Ze is er zo wel weer. Even voel ik hoop. Niet meer alleen. Even de hoop dat het weer goedkomt, zoals het zo vaak goed is gekomen. Maar ze blijft stil en hij gaat door. Hij wordt niet milder, hij wordt niet minder agressief, hij gaat door. Als hij klaar is mogen de twee bewakers hun gang gaan. Een bij mij en een bij haar en terwijl ik alles laat gebeuren kijk ik naar haar, maar ze ligt nog zo als dat ik haar vasthield. Wat een zak zout, zegt die man terwijl hij zijn broek weer dicht knoopt.

Ze gaan de kamer uit en ik kruip weer naar haar toe en begin tegen haar te praten. Nathalie, waarom doe je zo, wat is er. Ze kijkt vooruit met lege ogen. Ze knippert een keer en ademt, maar ze zegt niks. Waarom kijk je niet, je moet me helpen, zeg ik heel egoïstisch, denkend aan onze afspraak. Ze kijkt weer niet op en weer voel ik me heel erg alleen. Ze heeft me echt alleen gelaten, ze doet niet eens meer moeite. Ik ga in een hoekje zitten en val bijna in slaap. Zij blijft onberoerd liggen al die tijd. Het wordt donker en ze komen weer terug. We krijgen een slok water en ik zie dat ze het wel wil. Ze drinkt, ze krijgt energie terug, denk ik even. Maar zodra ze stopt met drinken gaat ze weer liggen en beweegt niet meer. Ik begrijp er niks van. Nu komt hij bij mij en de andere twee mannen die erbij zijn krijgen toestemming te doen wat ze willen.

De hoofdpersoon leeft zich uit, maar ik begrijp nog steeds niet wat er nou zo erg is aan hem. Het doet wel zeer, ik ga ook zeker stuk en hij is soms agressief, maar niet erger als sommige anderen. Als ik opzij kijk zie ik dat die 2 mannen Nathalie eerst allebei verkrachten en daarna van alles in haar stoppen. Ze hebben lol als ze hun pistool van onderen er in duwen en ze hebben lol wanneer ze alles diep in haar keel steken.[3] Ze geeft soms wel geluid, maar veel doet ze niet. Ik vraag me af hoe ze dat doet. Ik krijg bewondering voor haar volhouden en moed en krijg spijt van de gedachten die ik ervoor had gehad. Later steekt een van de mannen weer dat pistool ervan onder in en dan schiet hij. Ik kom bijna los van het bed, terwijl die zware man me bijna doet stikken. Hij is nog steeds met me bezig, maar stopt even bij dat geluid. Nathalie maakt een erg raar geluid en de mannen lachen. He dimmen joh zegt de hoofdpersoon. Jaja zeggen ze terug. Een man verkracht haar nog een keer en dan zegt hij, zo het is gelukt.

Ze lopen weg en als hoofdpersoon klaar is zegt hij dat ik me moet wassen en hij voelt Nathalie in de nek. Ik vraag me af waarom, maar ik durf niks te vragen. Als ik terugkom van het douchen is ze weg. Op het bed ligt een grote plas met bloed en als ik uit het raam kijk wordt er een zak in de achterklep gegooid van een zwarte auto. Ik weet het niet waar ze is, ik wil bij haar zijn, met haar praten. Vragen wat er aan de hand is, maar ze is nergens te vinden. Als oom 2 me komt halen, lopen hoofdpersoon en hij naar de auto en ik loop er achteraan. Hoofdpersoon zegt dat deze het geworden is en hij opent de zak en ik zie Nathalie daar liggen. Helemaal bleek en ik besef dat ze dood is. Oom 2 zegt dat heb je knap gedaan dame en hij geeft me een knipoog. Al het bloed loopt uit m’n lijf, de grond zakt onder me weg. Ik heb haar vermoord. Het is mijn schuld. Ik was bezig met mezelf. Ik ben alleen. Mijn eigen schuld, maar door mezelf ben ik wel alleen.

Dat was 1989. Ik had wel een steunpersoon in het gewone leven, ik was niet volledig alleen, maar zij zorgde voor me. Zij kon mij helpen, maar ik niet haar, het was 1 richtingsverkeer. Vriendinnen zijn is niet eenrichtingsverkeer. Ook geen egoïsme. Vriendinnen zijn is niet alleen zijn, maar ik besluit: ik blijf voortaan alleen. Met Lotte had ik dezelfde afspraak. Ik had mijn kind opgegeven, maar de hare zou blijven leven. Ik zou het helpen beschermen en zij zou mij helpen als het nodig was. Als zij er niet meer zou zijn, zou ik op Lenie letten en mn best voor haar doen. We wisten allebei wat dat inhield.

Het heeft mij mijn kind gekost, maar de hare gerede. Die van haar had veel meer kans toen. Zij was gehoorzaam geweest. Ik niet.[4] Maar de belofte met haar kom ik al heel lang niet meer na. Ze hielp mij toen ik een keer niet iemand had meegenomen, ze zei dat zij morgen iemand mee zou nemen. Ze haalde een jongen op, die werd gebruikt en verdween daarna. Ze deed dat voor mij. Hij kende haar gezicht, niet de mijne. Hij kreeg pijn door haar, niet door mij, zij liep risico, ik niet want ik wilde niet meewerken. Ik kon niet en bezig zijn met niet komen en wel komen. Het lukte niet. 2 werelden leven is niet te doen. Maar als dan de pillen op waren, moest ik toch weer en deed ik alles extra goed, extra sterk, om geloofwaardig over te komen. Ik redde haar door iemand anders vreselijk te pijnigen, totdat die dood ging met de zweep in de groep. Het gillen hoor ik nog. Maar wij waren veilig.[5] En nu, nu is haar kind dood, doordat ik niet meer kom[6]. Het niet meer goed maak en haar opzij heb geduwt, omdat ik door ging.

Ik heb mijn belofte gebroken, haar kind niet beschermt en gelogen. Ik heb haar haat gezien in haar ogen. De haat die zij voor mij heeft en die nooit meer van mijn netvlies gaat. De haat die ingebrand zit in elke vezel van mijn lijf. Alleen. Zij alleen en ik alleen in 2 verschillende werelden. Alleen, zonder vriendschap en zij is alleen zonder kind. Mijn schuld. Ik weet hoe het voelt om je kind kwijt te zijn doordat iemand anders zo enorm eigenwijs is en denkt sterker te zijn. Tegendeel is altijd waar. Toch is je kind dan allang dood als de ander dat beseft.[7] Het heeft geen waarde, het is leegte en pijn.

Ik ga niet terug, ik maak het niet goed. Maar des te meer besef ik dat ik het dus niet meer goed kan maken. Vriendschap is iets vernietigends, vriendschap is gemaakt om elkaar te vernietigen en te haten, want het kan niet lukken. Onmogelijk. Alleen doet zo zeer en is zo waardeloos, maar alleen is nog steeds het beste. Er kunnen 100de mensen om me heen zijn mensen die echt lief zijn, waar ik ook van hou maar ik blijf altijd alleen.

Bevalling hechtingsfiguur H.,  6 jaar  

H is aan het bevallen voor in de zaal. Ik zit ernaast. Ik kijk naar het hoofdje die eruit komt en ik verbaas me over het gezicht wat H trekt. Ze heeft duidelijk pijn, maar met mijn 6? jarige leeftijd zie ik van alles maar kan het niet benoemen.Ik maak me zorgen om H. Niemand helpt haar maar maakt geluid, alsof ze een soort van neuriën. Iedereen blijft staan en kijkt en doet niks.Ik zie de haren en het hoofdje eruit en erin gaan tussen de benen van H. Ik kijk m’n ogen uit. Het is zo groot.

Als het hoofdje niet meer terug gaat, zegt oom 2 dat ik het moet aanpakken en niet mag laten vallen. Het kindje moet in mn handen komen en niet op de grond. Ik neem mijn taak heel erg serieus en heb mijn beide handen om het hoofdje en vastberaden het op te vangen. Het is warm en glibberig en voelt vies, maar als ik het in m’n handen heb, deels op de grond laat vallen, maar niet opgemerkt wordt, kijk ik ernaar en voel zo veel bewondering. Oom 2 snijdt de kabel, de navelstreng door. Ik denk kabel, het ziet er vreemd uit, maar als het los is trek ik het automatisch naar me toe. Ik wieg het in m’n armen net als m’n pop. Ik voel enorme liefde opkomen van binnen en wil het vasthouden en koesteren. Ik krijg de tijd om er naar te kijken en streel over de wangen van dit kleine jongetje. Ik ben me van geen kwaad bewust, alleen maar super gevuld met warmte en liefde.

Jarel roept, komt je even hier met de kleine. Zegt hij met een lieve stem. Ik ben trots en neem het mee naar Jarel, en pas als ik vlak bij hem ben, voel ik angst. Geef maar, zegt hij tegen me. Ik geef m’n babybroertje in z’n handen en instinctly draagt m’n maag zich om. Ik word misselijk, maar weet niet goed waarom. Hij legt het op het altaar en laat me kijken. Ik loop weg naar H. toe, ik weet ergens dat ik hem niet meer in m’n armen krijg. Wacht even zegt Jarel, kom eens terug. Hou je van dit baby’tje, vraagt hij. Ik knik heel erg en hoop hem zo weer te mogen vasthouden. De hoop stijgt enorm snel als een berg vanbinnen omhoog. Hij is voor de allerhoogste koning, zegt hij. En trekt me voor zich. Ik sta daar tussen het altaar en hem in en kijk naar m’n kleine baby broertje die heel hard huilt. Het heeft liefde nodig, hij heeft het koud omdat koude ding, maar ik durf hem niet te pakken. Jarel houdt het mes boven z’n buik en zegt dat ik het mag geven aan de allerhoogste. Alles waar je van houdt, moet dood zegt hij. daar wordt de grote koning blij van. Snij maar. Ik kijk naar het jongetje en ergens gaat er gevoel uit. Ik weet dat ik geen nee kan zeggen, ik durf het ook niet, maar alles in me houd het tegen. Jarel pakt mijn hand en samen snijden we de buik open. De schreeuw van de baby is immens en heel hard en vervolgens blijft hij mega huilen, krijsend. Hier, proef maar, zegt Jarel en hij duwt mijn hoofd naar de buik van de baby en ik lik het bloed op. Ik klik ergens van binnen en voel me anders. Ik ben hard geworden. De smaak van bloed zet me uit en ik ga op standje robot.

Jarel neemt het mes over en snijd de borstkas open, waarna de baby stil wordt. Het hartje houdt hij omhoog en iedereen juicht. Ik krijg het in m’n handen en moet ik naar H. brengen. H kijkt boos naar me en pakt het hartje aan. Ik voel me opeens heel ver weg van haar, dat doet zeer. Ze eet het op en ik kijk ernaar en begrijp het niet. Ze is zo koud en zo gevoelloos. Ik voel me super alleen en alles is in de war. Als ik naast haar, aan de kant van de zaal ga zitten, gaat alles wat er nog gebeurd langs me heen. Ik ben in de war. Dat zo lieve baby’tje, wilde ik voor altijd vast houden, maar de gevoelens zijn zo complex en veel en overspoelend. Ik kan er geen touw aan vast knopen. Het is te verwarrend en daar blijf ik alleen mee zitten. Alleen op de wereld.

Als de dienst is afgelopen, komt er een grote man naar me toe. Hij kijkt lief lachend. Later leer ik dat dat HX is. Hij neemt me mee naar de duistere hoek. De hoek waar de demonen altijd meeluisteren en waar het altijd heel eng voelt. De hoek waar ik ook altijd heel eerlijk ben, omdat alles gezien wordt en ze altijd alles al weten en verzwijgen kan ervoor zorgen dat ik niet mee naar huis mag. HX gaat op zijn knieën zitten en kijkt me heel indringend aan. Waar is jouw nieuwe vriendje? Ik zag wel dat je stuk ging, waar is het losse stukje? Ik voel een soort luchtbel opborrelen en hij zegt, daar ben je! Jouw naam is 66, ik ga je binnenkort roepen, nu ga je slapen. Sabrina, move on, zegt hij en ze gaat staan en loopt naar oom 2 toe om naar huis te gaan.

Een tijdje later zijn we in het witte huis en HX komt binnen nadat ik v ben door een andere onbekende man. Ik moet op het ijzeren bed liggen met mijn ogen dicht. Hij zegt: 66 ik beveel je wakker te worden en me aan te kijken. Ik zie hoe mijn lijf totaal niet mijn is en doet wat ze willen. Ik doe m’n ogen open en kijk HX aan. Nuchter, zonder gevoel. Hij zegt iets en duwt de slang in m’n mond. Hij kan net bij de kraan en zet deze open. Terwijl hij het water laat lopen door de slang mijn keel in, zegt hij 66, je verdrinkt niet. Je gebruikt het gevoel in je keel om alles van binnen door de war te schoppen. Alles schop je overhoop. De kasten[8] gooi je om en maakt een troep. Jij bent van de troep. Dan ga je wachten. De kraan gaat even uit en ik kan ademhalen. Ik ben dankbaar voor het ademhalen ik ging bijna knock out. Als het wachten voorbij is, zegt hij, en de kraan gaat weer aan en het water komt hard mijn keel binnen. Als het wachten voorbij is, hebben ze alles weer opgeruimd. Kijk maar, is alles netjes? Hij knikt nee. Nee nu niet zegt HX, maar als je straks zelf dit doet en wacht, ligt alles weer netjes als je hebt gewacht. Dan ga je weer troep maken. Doe maar…. Als hij niet kokhalst en naar lucht snakt, gaat de kraan weer uit.. Ik kijk van een afstandje naar hem toe en zie gebeuren wat er met het lijf gebeurd. Hij komt terug, ik zie het aan zijn ogen. HX zegt: Goed gedaan. Zo doe je het steeds weer opnieuw, totdat er niet meer opgeruimd wordt en dan mag je weer slapen. Hij knikt. Moet je nog een keer voelen hoe het voelt. Hij knikt ja en de kraan gaat weer aan en ik zie hem verdwijnen, als of er rust komt op het gezicht maar de armen en benen zijn volledig verstijft en kloppen niet met het gezicht. HX doet de kraan uit. Hij kijkt en HX zegt, ik beveel je te gaan slapen tot ik je roep met je naam. Het gezicht is weer zo ontspannen als het maar kan voor een paar seconde en dan ben ik terug. Ik ben bang. Ik voel me overspoeld maar weet niet waarom.

He schatje, je bent wat nat, ik droog je wel even af. Hij verkracht me met weinig gevoel maar veel lichamelijk geweld. Ik lig daar als hij weg gaat en verroer me niet. ik ben in de war en heb een zere buik. Oom 2 komt binnen en zegt me mee te komen. We gaan naar huis. Puzzelen lukt me niet, ik ben in de war.

Op stoel  

De hele avond was er feest geweest. Ze hadden gedronken en gelachen en wanneer ze wilden, seks met ons gehad. Ik was moe en in een hoekje een beetje ingedut. C zag het en trok me aan mijn staart overeind. Come, mee met mij, zegt hij. Terwijl hij m’n staart vasthoudt, lopen we door de gang naar zijn kamer en hij zet me op de stoel die tegenover zijn bed staat. Sit zegt hij en ik ga netjes zitten. Hij gaat naar de badkamer en doet daar zijn ding. Even later komt hij alleen in z’n boxershort weer naar het slaapgedeelte en ik voel een ander deel naar voren schieten wanneer hij praat. Zij begrijpt hem, ik maar een beetje en hij is heel streng, dus er moet opgepast worden. Hij zegt me mijn benen omhoog te doen en mijn voeten op de stoel te zetten  en mijn armen om mijn benen te doen. Hij doet het voor op het randje van zijn bed. Good, good, zegt hij. Ik versta blijven, maar weet het niet zeker.

Hij gaat ondertussen tv kijken halfzittend in z’n bed en ik zit soort van voor hem met mijn benen wijd op een houten stoel en kijk naar wat hij doet.  Hij zapt wat en negeert me heel erg. Ik weet niet zo goed wat ik moet doen, hoe en waar naartoe ik moet kijken en voel me mega onzeker. Na een tijdje kijkt hij me opeens aan en praat tegen me maar ik versta opeens niet goed wat hij zegt. Ik voel een bepaalde rilling door me heen gaan, een soort voorgevoel die naar is, de omgeving lijkt te veranderen. Dan maakt hij een gebaar dat ik moet komen en ik ga naast het bed staan ter hoogte van zijn schouders. Hij kijkt me aan en trekt me in het bed en gooit me halverwege neer. Hij gaat op me zitten, reikt naar boven en geeft een enorme vieze tong zoen. Daarna duwt hij mijn benen wijd en heeft seks met mij. Het is allemaal niet heel eng of naar, wat erger is is de sfeer. Een soort enorme nare spannende sfeer waarbij je niet weet wat de volgende stap kan zijn. Alsof je op je hoede moet zijn dat hij je elk moment kan gaan wurgen of opeens neerschiet. Maar als hij klaar is, moet ik terug op de stoel. Hij zegt korte woorden en wijst alleen maar, maar ik weet precies wat hij bedoelt en ga weer in de houding zitten zoals hij beveelt. Terwijl ik daar zit voel ik het sprema uit me lopen en zie het op de stoel liggen. Na een tijdje zit ik in een soort plasje wat ook plakt . Later in de nacht speel ik er een beetje mee. De trekkracht die het plakkerige geeft is soms fijn doordat het licht pijnlijk is. M’n huid trekt zich af en toe strak op gevoelige plekken en dat is handig.

C valt in slaap. Ik zie hoe hij steeds ontspannender wordt en op een gegeven moment zijn ademhaling hoorbaar wordt. Ik ben onder de indruk van hoe dat gaat. Ik heb het al zo vaak gezien bij opa en oom 2, maar iedereen is toch weer anders en het intrigeert me. Het leidt af. Ik begin mijn benen te voelen ze worden zwaar. Ik moest ze wijder doen en vasthouden. Met mijn voeten op de stoel, rug gebogen en mijn benen vasthouden met mijn armen en niet bewegen. Dat gaat best even, maar nu worden ze zwaar. Ook voel ik de houten spijlen van de stoel in de onderkant van m’n rug en mijn lijf is gewoon moe en zoekt steun. Omdat ik C een beetje ken, denk ik er niet over om te verzitten. Ik denk er niet over even mijn haar uit mijn gezicht te halen, waarvan een pluk tegen m’n neus kriebelt. Ook als ik het idee heb dat er een spin of ander beestje op m’n rug loopt, durf ik deze niet weg te halen of even over mijn rug te wrijven om te kriebelen. Ik beweeg me niet, roerloos, blijf ik zitten op de stoel en kijk hoe die man, die daar tevreden ligt te slapen, slaapt. In de hoop dat hij niet wakker wordt. In de hoop dat dit opeens voorbij is. Als hij wakker wordt is hij misschien weer onvoorspelbaar. Als hij slaapt moet ik deze houding volhouden. Ik ben aan het puzzelen wat ik liever wil en ben er nog niet uit.

Mijn rug en bekken doen zeer. Ik ben ondertussen zo afgekoeld dat ik de kou niet meer voel, maar wel de stijfte. Ik zou me misschien niet meer kunnen bewegen en als ik het wel kan, zal het zeer doen. Dat weet ik al zeker. Mijn gewrichten voelen bevroren en ik voel mijn botten op plekken waarvan ik nog niet wist dat daar botten zaten. Mijn lies doet zeer van mijn spieren gebruiken om te voorkomen dat mijn benen vallen en mijn heupen doen zeer van de kou. Mijn rug weet niet meer wat hij moet doen en blijft maar gewoon als een kromme pin zitten. De pijn te trotseren. Ergens wordt de pijn soms even heel erg lekker. Dan wordt het zo intens en zo overvloedig en dan ga ik erin mee. Ik pijnig mezelf hiermee. Alsof ik m’n vinger in de openhaard houd en er net even te lang in houd totdat de huid zwart blakend. Hoe vaak ik dat niet had gedaan. Even een intense pijnsensatie. Oke, dat kon maar kort, maar dit had dezelfde manier, alleen veel intenser. Door de pijn in m’n bekken bleef ik wakker, bleef ik alert. Het werd al een beetje schemerig buiten, zag ik door de kieren van het gordijn en ik kreeg hoop dat het snel voorbij zou zijn. Maar ik wilde ook niet dat hij wakker zou worden. Ik hoopte dat hij dood was, maar ook dat gaf problemen in mijn hoofd, want dan was dat mijn schuld en wanneer zou ik dan van de stoel afkomen?

Het duurde voor mijn gevoel nog uren voordat C wakker werd. Eerst een tijd voelen, slikken, zijn mond gebruiken omdat hij dorst had waarschijnlijk en weer in slaap vallen. Voordat hij uit zijn bed kwam duurde nog langer. Het leek eindeloos te duren. Nu het zo dichtbij was dat de nacht voorbij was, was elke minuut als een uur. Het was niet meer te doen, ik kon niet meer en hield me elke minuut vast aan nog heel even. Bijna. Zal ik geluid maken en hem wakker maken. Ik hoop dat hij opeens wakker word en me vreselijk veel pijn doet en dan weg gaat, dan is het sneller over. Alles ging door me heen. Alles waarvoor ik die nacht had geknokt. Gehoorzaam zijn, straf ontlopen en hem laten slapen, werd omgeruild voor het wensen van hele heftige pijn en straf. Zodat dit voorbij zou zijn. Uiteindelijk werd hij wakker, hij keek me aan toen hij iets omhoog kwam en stapte uit bed. Ik wachtte op zijn opdracht, maar hij keek me niet een tweede keer aan en liep langs me heen naar de badkamer. Ik hoorde hem plassen en werd me in ene weer intens bewust hoe nodig ik moest. Tot mijn verbazing hoorde ik later de douche gaan. Het duurde weer eindeloos. Ik durfde me nog steeds niet te bewegen. Ik was blijkbaar nog steeds niet goed genoeg en moest volhouden. Maar ik was ook boos. Ik had zoveel over gehad voor hem vannacht en dan moet ik nog langer hier zitten. Mijn lijf was uitgeput en op, mijn huid was intens koud, ik had honger en moest naar de wc en hij stond daar onder een warme douche en werd schoon. Heel stiekem veegde ik over mijn arm met mijn andere arm. Mijn huid voelde raar, soort van plastic. Ik keek of hij het niet zag terwijl ik weer statig in houding zat. Hierna voelde ik mijn haren weer kriebelen tegen mijn neus en veegde deze snel weg. Gelijk was ik bang dat het zou opvallen dat die pluk haar daar niet meer hing. Ik voelde me zo slecht dat ik toch had bewogen.

Na het douchen, kwam hij nat met een handdoek om zijn onderlichaam naar de kamer en zei waarom ik niet kwam en kwam douchen. Hij was boos. Ik wilde snel van de stoel afspringen en naar de douche lopen, maar mijn benen konden mijn lijf niet dragen. Ik stortte op de grond en al mijn spieren gilden het uit van de pijn. Maar ik zag zijn gezicht en vergat mezelf en kroop als een kreupele hond naar de douche die nog aanstond. Ik ging eronder, maar de druppels van de douche deden intens zeer. Het waren net naalden die door mijn huid boorden en de warmte van de douche voelde alsof ik levend verbrandde en ik zakte bewusteloos weg. Ik werd wakker van een paar klappen in m’n gezicht en de douche ging weer aan. C liep weg en kwam af en toe terug en deed wat in de badkamer en de kamer. Ik weet niet wat.Ik bleef onder de douche zitten en probeerde mijn huid weer te voelen en me te wassen waar ik zo intens vies was.

Opeens hoorde ik de deur dichtslaan van de kamer en het was stil. Ik heb lang geluisterd of ik iets hoorde, maar hij was echt weg. Na een tijdje kreeg ik al het gevoel weer terug in mijn lijf en deed de douche uit, pakte een handdoek en droogde me af. Ik ben terug op de stoel gaan zitten wachten tot iemand me kwam halen. Ik legde de handdoek zo dat ik het idee had dat ik zo schoon mogelijk zat. Ik durfde niet op het bed te zitten, hoewel ik zo graag onder de warme dekens had willen liggen.

De hele dag was C weg, ik weet niet waar hij was en heb ik me vermaakt in de kamer. Ik leerde me vermaken met wat er lag. Ik voelde me steeds vrijer om langer van de stoel af te gaan en dronk regelmatig even uit de kraan. Naar de wc gaan vond ik te spannend, want dan moest ik doortrekken, maar het doucheputje werkte ook een soort van. Er moet een vieze geur hebben gehangen daar in die kamer, maar ik was me er niet bewust van. Ik keek soms stiekem door de ramen, maar het raam zat aan de kant van een weg die naar het huis liep, dus ik durfde dat niet vaak te doen, bang gezien te worden en ik wist wel dat dat echt niet mocht. Er lag een zakje pinda’s op het nachtkastje, maar die heb ik niet gepakt. Ik was zo overtuigd dat het gezien zou worden. Ik heb wel in het zakje geprikt, geroken, maar daar lag mijn grens.

De dag duurde best lang, maar ik kon me ook best vermaken in de rust van de kamer en het niet continue hoeven zitten op de houten stoel. Ik ging er wel steeds naar terug, maar ook steeds weer op de vloer, met vloerbedekking, zitten en de warmte ervan mee proberen te krijgen. De dekens van het bed heb ik niet aangeraakt, wel de handdoek die langzaam een beetje opdroogde en me warm hield.

Ik was erg moe geworden en soms was het zo stil, dat ik staarde en me een beetje weg voelde zakken. Ik liet mezelf niet in slaap vallen, want stel je voor dat er opeens iemand binnen komt. Iemand me ziet slapen dan is de straf enorm. Het is al donker geworden wanneer ik geluiden op de gang hoor. Het zijn mannen die praten en lachen, maar ik versta ze niet. De deur gaat open en in de tussentijd ben ik alweer netjes op de stoel gaan zitten, zoals C het al de hele nacht van me wilde.

Hij keek naar me, stond even stil en kwam de kamer verder in. Hij mompelde iets, maar niet goed verstaanbaar en hing zijn jas op. Hij praatte zachte en lieve woorden, maar ik was erg alleen en kon het niet goed vertalen. Duits was niet mijn sterke taal en hij praatte nu geen Engels[9]. Hij pakte het zakje pinda’s, scheurde het open en deed een handvol in zijn mond. Hij deed nog een beetje op zijn hand en hief zijn hand naar mij toe. Hij bood ze aan. De heerlijke pinda’s waar ik de hele dag al aan dacht en kon ruiken en bijna proeven, werden me aangeboden. Ik liep naar hem toe en pakte er 2 van zijn hand af. Come on, en hij sprak er een Duits zinnetje achteraan, maar ik hoorde in zijn toon dat ik alles mocht opeten. Ik pakte gretig alle nootjes en at ze veel te snel op. Wat waren ze lekker. Hij pakte zelf nog een handje en legde het open zakje naast zich. Als hij nu weg gaat, zou ik er nog stiekem 1 durven pakken. Ik kon ze niet weerstaan.

Hij keek me aan en deed zijn hand op het bed en klopte. Ik moest bij hem komen zitten. Ik had al zolang gehoopt op de warme dekens en nu mocht ik, maar hij was erbij. Ik wilde niet meer zo graag als eerder. Toen deed ik gehoorzaam wat hij wilde. Zoals altijd deed ik wat anderen wilden en liet mijn lot bepalen door hun stemming en wensen. Hij wreef me overal en zei dingen die ik niet meer weet. Ik voerde weg in mijn hoofd naar de douche van vanmorgen en naar het zoute van de pinda’s die ik nog proefde in mijn mond en stukjes kon vinden tussen mijn tanden. Ik voel hoe hij me anders legt en zijn vingers in me stopt, maar ik voel het van een afstandje. Het maakt niet uit wat er gebeurd, ik ben er toch niet helemaal bij. Het volgende moment dringt hij binnen. Ik verscheur. Ik heb een volle blaas en was toch niet ontspannen en het overkwam opeens. Opeens zijn zware lompe lichaam op mij. Zijn borstharen die in m’n neus prikken en zijn enorme grote lijf over me heen. Ik ben nog niet zo groot, hij wel en dat komt pas echt duidelijk als hij dit met me doet. Hij stort zich naast me neer en aait over mijn wang en zegt woorden die lief klinken, maar die niet aankomen.

Na een tijdje zegt hij me naar de stoel te gaan en gaat nog even naar de badkamer. Ik ga weer in houding op de stoel zitten met mijn benen omhoog. Ik baal dat ik hier weer zo zit. Dat zachte bed was zo fijn, ook al was wat er gebeurde niet fijn. Ik hoop dat door me nu goed te gedragen, ik zo weer bij hem terug mag in bed en misschien wil hij dan nog een keer seks, maar dat is dan niet erg. Dan mag ik misschien blijven liggen. Hij loopt langs me en gaat het bed in. Hij valt in slaap zoals de avond ervoor en ik voel de moed in mijn zolen zakken. Schoenen heb ik allang niet meer, ook niet geestelijk, m’n dunne voetzolen zijn wat ik nog over heb en die doen nu al zeer aan de koude houten stoel. Ik voel me zo moedeloos en zo doodmoe. Ik kan niet nog een nacht aan met hier zitten niet naar de wc te kunnen en in deze houding blijven, maar opnieuw ben ik verstijfd en kan en durf niks. Het duurt uren, voor me gevoel dagen voordat ik me een klein beetje durf te bewegen. Mijn heup doet zo zeer, dat ik niks meer durf te bewegen even later en blijf zo stil zitten dat ze rust en stilte tegen me aan komen. Ik voel me met de minuut moeier worden en dut af en toe een beetje in slaap. Zittend slapen in deze houding is heel naar en ik geef mezelf keer op keer een schop onder m’n kont. Zitten blijven, wakker blijven, voel de pijn, nog even….

Als eindelijk een beetje licht weer opnieuw door de spleet van de gordijnen lijkt te komen, krijg ik een soort overwinnaars gevoel. Ik heb het gered, ik heb de nacht volgehouden. Nog even en dan mag ik onder de warme douche. Ik spreek met mezelf af dat ik ervan uitga dat ik kruipend moet gaan en dat ik de naalden van de douche voor lief neem en snel de warmte probeer toe te laten, Dat is mijn doel. Dan kan ik plassen, dan kan ik opwarmen, dan kan ik anders zitten, nog heel even.

Ondertussen snurkt C verder en schreeuw ik hem bijna wakker. Word nou wakker, het is ochtend, ik kan niet meer, maar het duurt zolang, zo intens lang. Voor ik het weet lig ik naast de stoel. Ik ben toch in slaap gevallen en lig ernaast en C zit rechtop in z’n bed. Mijn heup doet zo zeer dat ik niet gelijk mezelf omhoog kan krijgen om terug op de stoel te gaan zitten en net doen alsof er niks gebeurd is, het gaat niet. Ik zie de enorme boze blik van C. Hierna is het een zwart gat[10]. Hij is uit zijn bed gesprongen, plukte me van de grond en liet me half tegen het bed aan staan omdat ik mezelf nog niet kon dragen en sloeg 1 keer heel erg hard midden in m’n gezicht. Het bloed kwam uit mijn neus lopen en omdat ik weet dat bloed op de vloer echt niet mag, pakte ik gelijk een handdoek die op het bed lag. Hij kleedde zich aan en nam me mee over de gang naar een andere kamer.

Hij duwde me het vertrek in waar 2 bewakers zaten en liep weg. Ik keek ze aan en ze moesten lachen. What did you did hooker, was het eerste wat ze zeiden. Ik bleef staan waar ik uiteindelijk als eerste stilstond en wachtte op mijn verdere lot. Hij gingen verder met praten en ik probeerde mijn slappe benen recht te houden en de pijn in mijn lijf te verdragen. Mijn neus bloedde nog steeds.

Na een hele lange tijd komt C binnen en zegt iets tegen de 2 mannen. Ik voel aan alles dat ik hem boos heb gemaakt en voel me zo waardeloos dat ik niet even wakker kon blijven. Kuthoer zeg ik tegen mezelf, je kan ook niks goed doen. Ik merk aan de 2 mannen dat ik hardop aan het praten was. Ik word aan mijn bovenarm meegenomen naar een ander vertrek. Het is de kelder van dit gebouw en ik word aan de kettingen opgehangen aan mijn polsen. Ik zie mezelf hangen en C heeft seks hardhandig terwijl mijn polsen uit elkaar gerukt voelen. Hij is zo vreselijk boos. Ik had hem wakker gemaakt. C loopt daarna weg en de 2 mannen pakken me ook op die manier samen. Ik ben half bewusteloos wanneer ik naar de auto getild wordt en we naar een speciaal huis rijden.

Ik wil alles vergeten, ik doe m’n best om alles te vergeten, maar ik zie zijn gezicht alsof hij hier zo voor me staat en laat me niet meer los. Ik voel de stroom, ik prent in wat ze willen, maar zijn gezicht is nooit meer weg te krijgen. De pijn in mijn heupen is intens, ik krijg deze pijn niet meer uit mijn herinnering en voel me kwetsbaar hierdoor. De intense kou en het gevoel te falen is doordrongen als een spijker in m’n hersens om er nooit meer uit te kunnen komen. Gevormd.

[1] Je leest hier de gedachtegang van een kind dat in extreem benarde omstandigheden toch een band weet te smeden met een medeslachtoffer. Dit is in de wereld van de cult niet toegestaan, heb ik in vele toonaarden van Esther gehoord. Samen met Nathalie creëert ze te midden van alle gruwelijkheid toch een stukje menselijke verbinding, saamhorigheid, elkaar helpen. Dat geeft hen het krachtige gevoel om even te ‘winnen’ van het meedogenloze, ontmenselijkende regime.

[2] Esther hoopt dat Nathalie aan het switchen is. Zij bedoelt: switchen naar een ander persoonlijkheidsdeel, die het lijden van dat moment kan overnemen.  Net als Esther had Nathalie ongetwijfeld een dissociatieve identiteitsstoornis

[3] Behalve vaginaal en anaal verkrachten, stoppen de mannen ook allerlei voorwerpen in Nathalie’s mond en vagina

[4] Esther verwijst hier naar een cultbijeenkomst in 2012 waar zowel Lotte als zij bevallen zijn van een kindje. Esthers kind moest dood, Lotte’s kind bleef leven als ongeregistreerd kind.

[5] Het gaat hier, net als bij Nathalie, om een woordeloze afspraak tussen twee slachtoffers van deze moorddadige cult, om elkaar te helpen. Tijdens Esthers uitstapproces van de afgelopen jaren kon zij deze  uiteraard niet meer nakomen, waar sommige persoonlijkheidsdelen van haar enorm mee geworsteld hebben.

[6] Tijdens Esthers uitstapproces vertelden 2 persoonlijkheidsdelen mij, vanuit hun eigen perspectief (een kinddeel en een tienerdeel) dat zij werden gebeld door de cult. Zij hoorden Lenie schreeuwen en daarna hoorden zij een schot. Om te controleren of Lenie inderdaad dood was, heeft Esther contact opgenomen met Lotte, zoals Esther hier beschrijft.

[7] Esther bedoelt dat één van de manieren waarop de cult wraak neemt op iemand die zich van het netwerk losmaakt, is door het kind van iemand met zij zich verbonden voelt te doden. Vaak lukt het uitstappen dan alsnog niet, mede door het schuldgevoel dat hierdoor teweeg wordt gebracht.

[8] Met ‘kasten’ wordt hier bedoeld de innerlijke plekken waar herinneringen worden bewaard.

[9] Met ‘ik was alleen’ bedoeld Esther dat er, door de extreme stress, op dat moment maar 1 persoonlijkheidsdeel in het bewustzijn aanwezig was. Dit deel kende de Duitse taal niet goed.

[10] Esther schrijft hier dat er een zwart gat is. Dit is in eerste instantie zo als zij deze herinnering aan het verwerken is. Het stuk herinnering dat daar nog zit, is te heftig om ook nog erbij te herinneren. Als het verwerkingsproces van deze herinnering vordert, komt het persoonlijkheidsdeeltje erbij dat dit stuk van de herinnering draagt en wordt het vervolg van binnen gedeeld en verwerkt zoals het hier is opgeschreven.