Geachte volksvertegenwoordigers van de Tweede Kamer,
Graag willen wij de gruwelijke werkelijkheid van georganiseerd misbruik opnieuw onder de aandacht brengen van u, vertegenwoordigers van het Nederlands volk. Wij willen u dringend oproepen tot het steunen van de motie voor een second opinion onderzoek naar georganiseerd sadistisch kindermisbruik (nr. 34843 – 107), wanneer deze in stemming wordt gebracht. Een second opinion onderzoek is hard nodig na het ondermaatse en zeer teleurstellende rapport van de commissie Hendriks. Hiermee zijn alle betrokkenen én de samenleving opnieuw met een kluitje in het riet gestuurd, terwijl slachtoffers hunkeren naar bevrijding uit hun slavernij en de samenleving waarheid in deze zaak keihard nodig heeft. Dit second opinion onderzoek zou in tegenstelling tot het onderzoek van de commissie Hendriks, gericht moeten zijn op waarheidsvinding. Waarheidsvinding rond georganiseerd sadistisch misbruik is zowel mogelijk als noodzakelijk. Graag lichten wij dit hieronder toe.
Korte voorgeschiedenis
Op 27 juni 2020 bracht Argos een schokkende documentaire uit, waarin een start werd gemaakt met waarheidsvinding naar het bestaan van georganiseerd kindermisbruik, al dan niet met rituele kenmerken. De documentaire werd slechts beperkt door de mainstreammedia opgepikt, maar leidde op 5 oktober van datzelfde jaar wel tot een unaniem aangenomen motie (nr. 35 349 – 15) die vroeg om overheidsonderzoek. De commissie die het onderzoek moest uitvoeren werd door het ministerie van Justitie en Veiligheid aangesteld, tegen de uitdrukkelijke wens van alle belangengroepen. Er werd een voorzitter aangesteld, dhr. Jan Hendriks, tegen wie om gegronde redenen door alle belangengroepen die opkomen voor de slachtoffers, werd geprotesteerd (bijv. Spotlight, zie:https://www.lichtopsrm.com/brief-spotlight-aan-tweede-kamer/). Hier werd niet naar geluisterd. De commissie besloot van meet af aan niet aan waarheidsvinding te doen1. Bovendien werd de onderzoeksvraag zoals verwoord in de in de opdracht aan de commissie veranderd, wat al op voorhand de kracht uit het onderzoek haalde2. Mede door de aangepaste onderzoeksvraag, werd het uiteindelijke rapport vooral een weergave van allerlei meningen over het al dan niet bestaan van georganiseerd (ritueel) kindermisbruik. Een echte verdieping van de zoektocht naar concrete informatie waar de Argosdocumentaire op was gebaseerd, bleef uit. Laat staan dat concrete aanwijzingen over (dader)netwerken, locaties of andere tastbare feiten naar voren kwamen.
Alle belangenorganisaties maakten fundamenteel bezwaar tegen de samenstelling van de commissie, de opzet van het onderzoek en het eindresultaat. Bovendien bevatte de weergave van het onderzoek – zoals de minister die verwoordde in de kamerbrief – fundamentele fouten (zie o.a. de achtste brief van de behandelaarsgroep) en nog zwakkere conclusies dan het onderzoek zelf. Kortom: een fiasco op alle fronten.
Waarom waarheidsvinding in dit overheidsonderzoek essentieel is
Waarheidsvinding middels een overheidsonderzoek is in dit dossier absoluut noodzakelijk. Immers, overlevers geven vanuit allerlei kanten en al decennialang aan dat de netwerken zeer goed georganiseerd zijn en onder de radar kunnen blijven, mede omdat (zeer) hooggeplaatsten op cruciale posities betrokken zouden zijn, ook bij politie en justitie. De politie zelf geeft aan dat specifieke hooggeplaatsten binnen politie en justitie desgewenst toegang tot alle politiedossiers hebben (bron: TBKK – team bestrijding kinderporno en kindersekstoerisme in persoonlijk contact met ondergetekende AT). M.a.w., theoretisch is het mogelijk dat het dadernetwerk, via betrokken hooggeplaatsten bij justitie en politie, in een heel vroeg stadium op de hoogte is van aangiftes tegen door mensen in het netwerk gepleegde misdaden. Gedacht vanuit een goed samenwerkend dadernetwerk dat heel veel te verliezen heeft, is sabotage van de rechtsgang in deze aangiftes, onder meer met hulp van betrokken daders in het politie- en justitieapparaat, een volstrekt logische volgende stap.
De vele mislukte rechtsgangen tegen hooggeplaatsten die worden beschuldigd van seksueel kindermisbruik, ondersteunen deze hypothese, zie ook de vierde brief behandelaarsgroep, punt 2.
Kortom, als rechtsgang voor slachtoffers niet mogelijk (b)lijkt, en als slachtoffers de waarheid spreken over daders op hoge posities o.a. bij politie en justitie, is onafhankelijk overheidsonderzoek de enige kans op waarheidsvinding en op termijn de enige kans op recht voor slachtoffers!
Waarheidsvinding middels overheidsonderzoek is mogelijk!
Waarheidsvinding is bovendien, in tegenstelling tot wat dhr. Hendriks vanaf het begin beweerde, wel degelijk mógelijk, zie ook de zevende brief van de behandelaarsgroep. Essentieel is het winnen van vertrouwen van slachtoffers en het doen van onderzoek naar feiten i.p.v. naar meningen.
Wat betreft het winnen van het vertrouwen van slachtoffers geldt dat dit o.a. kan door het verrichten van maximale inspanningen om infiltratie van de commissie te voorkomen (zie zesde brief/brandbrief van de behandelaarsgroep). Daarnaast is het ook van belang dat de commissie de tijd neemt om een vertrouwensrelatie met slachtoffers op te bouwen. Hoewel deze relatie om praktische redenen beperkt zal blijven, zijn de intentie en stappen in deze richting essentieel.
Immers, slachtoffers van ernstig georganiseerd misbruik hebben veelal te maken met complexe DIS (dissociatieve identiteitsstoornis). Dit is een stoornis die ontstaat als kinderen op zeer jonge leeftijd (voor het zesde jaar, als het brein nog volop in ontwikkeling is), door vertrouwde personen structureel misbruikt en gemarteld worden met het expliciete doel om deze stoornis te creëren. Deze stoornis houdt kortgezegd in dat binnen één persoon meerdere persoonsdelen zijn gecreëerd, die een eigen identiteit en karakter hebben en die geheel of gedeeltelijk geheugenverlies hebben ten opzichte van elkaar. De verschillende persoonsdelen hebben ieder een deel van de traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Pas als het vertrouwen groeit, gaan andere persoonsdelen ‘meepraten’ en vertellen over b.v. andere daders of andere aspecten van eenzelfde marteling. Met andere woorden, het getuigenis ‘breidt zich uit’. In de onderzoeksopzet en de manier waarop slachtoffers worden gehoord, zal met dit gegeven rekening moeten worden gehouden.
Wat betreft het onderzoek naar feiten, zou de commissie in lijn met het eerdere onderzoek van Argos op basis van een gedegen onderzoeksmethode op zoek kunnen gaan naar overlap tussen verklaringen van slachtoffers. Te denken valt aan omvang van het dadernetwerk, werkwijze, locaties en (specifieke kenmerken van ) daders. Daarnaast dient onderzoek naar coldcases te worden toegevoegd en onderzoek naar misdrijven die weliswaar zijn opgelost, maar waarover slachtoffers informatie hebben die een nieuw licht werpt op deze misdrijven.
Hoe dan verder?
Als uit onafhankelijk onderzoek mocht blijken dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat een pedoseksueel dadernetwerk actief is waar hooggeplaatsten bij betrokken zijn, kan op grond van de gegevens nagedacht worden welke maatregelen nodig en mogelijk zijn om toch rechtsgang mogelijk te maken. Een solide onderbouwing en voldoende publieke aandacht zullen nodig zijn om het nodige politieke en maatschappelijke draagvlak hiervoor te creëren.
Waarom is vervolgonderzoek door een nog op te richten meldpunt géén oplossing?
Er worden inmiddels stappen gezet om te komen tot een centraal meldpunt voor georganiseerd misbruik, zoals de commissie Hendriks adviseerde. Vervolgonderzoek vanuit dit meldpunt – zoals wel wordt geopperd – is om meerdere redenen geen alternatief voor een second opinion onderzoek vanuit de overheid. Hiervoor zijn tenminste drie redenen:
Allereerst heeft vervolgonderzoek via een meldpunt niet het gewicht van een overheidsonderzoek. Dit gewicht is wel nodig om ingrijpende maatregelen mogelijk te maken, als uit het onderzoek de noodzaak hiertoe naar voren zou komen. Overheidsonderzoek is door de overheid het minst makkelijk te negeren.
Ten tweede, waarheidsvinding zou juist het doel van deze second opinion moeten zijn. Om informatie die slachtoffers geven te kunnen verifiëren (bv. informatie betreffende coldcases), is mogelijkerwijs informatie uit andere bronnen nodig, zoals politiedossiers. Alleen als het onderzoek door de overheid is ingesteld, zijn bevoegdheden aan te wenden die dit mogelijk maken.
Ten derde, net als in andere criminele organisaties van enig niveau, is infiltratie in cruciale organisaties één van de belangrijkste wapens van het dadernetwerk, zo vertellen slachtoffers. Hier moet terdege rekening mee worden gehouden in de onderzoeksopzet. Het document(zie p.9) van de organisaties die een blauwdruk geschreven hebben voor het op te richten meldpunt, geeft er geen blijk van dat deze organisaties zich hiervan bewust zijn en hiertegen maatregelen zullen gaan treffen. De behandelaarsgroep heeft overigens al eerder gewaarschuwd dat een centraal meldpunt gevaarlijk is voor slachtoffers, omdat juist dit uiteraard een plek is waar een dadernetwerk zal willen infiltreren om ‘praters’ te identificeren en te straffen en slachtoffers daardoor opnieuw monddood te maken. Dit standpunt is niet alleen gestoeld op de realiteit dat criminele organisaties nu eenmaal willen infiltreren op voor hen belangrijke plekken, maar ook op informatie van overlevers.
Waarmee moet nog meer rekening gehouden worden bij een second opinion?
Er zijn vele andere zaken waarmee rekening moet worden gehouden bij een second opinion onderzoek naar georganiseerd sadistisch kindermisbruik. In de brandbrief geschreven door deze behandelaarsgroep worden 9 essentiële randvoorwaarden opgesomd die minimaal nodig zijn om het vertrouwen van veel slachtoffers te kunnen winnen.
Tot slot
Wij een dringend beroep op u om uw invloed in te zetten om de weg vrij te maken voor eerlijk onderzoek naar de echte waarheid over gruwelijk pedoseksueel misbruik in georganiseerd verband in Nederland. Kijkt u alstublieft niet weg, en kom de slachtoffers die monddood worden gemaakt te hulp. Verschaf hun recht!
Van harte bereid tot meedenken, overleg of meer informatie,
met vriendelijke groet,
De groep van 20 GGZ-behandelaars
Mw. drs. A.S. Terpstra-van Hijum (contactpersoon)
GZ-psycholoog BIG
0206190923/ 0650870283
Mw. M. Beekman – de Haan,
Msc. gedragswetenschapper
Mw. J. Beijeman-Spronk,
BSc.toegepast psycholoog
Mw. drs. J. Boogaard-Blom,
arts-psychotherapeut BIG
Mw. A.F. Denekamp-van Toor
vaktherapeut
BCZ registertherapeut
Anoniem
Dhr. dr. R. Filius,
GZ-psycholoog-psychotherapeut
Mw. Ma. M. Tan-de Jonge,
orthopedagoog
Dhr. drs. J. Konstapel,
psycholoog NIP
Anoniem
Mw. drs. H. Mateboer-Selles
GZ-psycholoog BIG
Mw. drs. D. Mazzolari,
GZ-psycholoog BIG
Mw. drs. T.A. van Neerbos,
(kinder-en jeugd) psychiater BIG
Dhr. Msc. J. Sarmiento
GZ-psycholoog BIG
Dhr. drs. J. Vreugdenhil.
GZ-psycholoog-psychotherapeut
Mw. drs. C. van Voornveld-de Pender,
GZ-psycholoog BIG
Anoniem
Anoniem
Mw. drs. M. Wielart
Psycholoog/psychotherapeut
1In het voorwoord van het eindrapport “Tussen ongeloof, ondersteuning en opsporing. Over georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen”, op pagina 2, schrijft de voorzitter van de commissie, ‘vanaf de start van het werk van commissie’ aangegeven te hebben ‘niet aan waarheidsvinding te kunnen doen’.
In de Inleiding wordt het statement herhaald “de Commissie doet niet aan waarheidsvinding” (pag 12)
2“Onderzoek naar de omvang” werd geschrapt en het onderzoeksveld werd dusdanig verbreed en veralgemeniseerd, dat geen concrete resultaten verkregen konden worden, zoals bijv. op belangrijke details overlappende verklaringen over locaties of daders.